Omschakelen van de modus
Als u van de standaardmodus "rond-
draaiende laserstraal" naar de andere
bedrijfsmodi wilt omschakelen:
n Bedien de modustoets (3):
– 1x = scan 1 (lijn)
– 2x = scan 2 (pendelende straal)
– 3x = punt
De LED modus (5) knippert.
Als u de positie van de straal bij deze
bedrijfsmodi wilt veranderen:
n Druk op de pijltoets t (2) op het
apparaat of op de afstandsbediening
om de straalpositie met de wijzers van
de klok mee te verstellen.
n Druk op de pijltoets s (2) op het
apparaat of op de afstandsbediening
om de straalpositie tegen de wijzers
van de klok in te verstellen.
Als u naar de standaardmodus
"ronddraaiende laserstraal" wilt terugkeren:
n Druk de modustoets (3) zo vaak in tot de
laserstraal roteert.
Horizontaal gebruik
n Plaats het apparaat op een zo egaal
mogelijk oppervlak.
n Draai de compensatorklem (10) los door
tegen de wijzers van de klok in te
draaien.
58
n Schakel het apparaat in.
Het apparaat nivelleert zichzelf in het
nivelleerbereik (± 3,5°) en de straal
begint te roteren.
De LED's (4, 6) branden permanent.
Als het apparaat te schuin is opgesteld,
(>3,5°), klinkt een waarschuwingssignaal en
staat de straal stil. Ga in dit geval als volgt te
werk:
n Zet het apparaat op een andere
(meer egale) plaats.
of
n Compenseer oneffenheden door iets
onder het apparaat te leggen.
n Na afsluiting van de werkzaamheden
moet u:
– Het apparaat uitschakelen
– De compensatorklem (10)
vergrendelen door deze met de wijzers
van de klok mee te draaien.
Verticaal gebruik
Voorzichtig! Beschadiging van het
apparaat!
Bij verticaal gebruikt van het apparaat moet
de compensatorklem (10) vergrendeld zijn.
Aanwijzing
Bij verticaal gebruik vindt geen zelfnivellering
plaats. Gebruik voor het uitrichten van het
apparaat de verticale libel (5).
Rotatielaser