4.
Inbedrijfstelling
LET OP
Balgaccumulatoren moeten met stikstof zijn
gevuld; controleer dit voor de inbedrijfstelling (zie
paragraaf 5.3).
Hydraulische accumulatoren moeten op corrosie
worden gecontroleerd.
Voor de inbedrijfstelling en na het vullen van
de hydraulische accumulator tot de nominale
voorvuldruk, moeten de schroefverbindingen aan
de vloeistof- en gaszijde worden gecontroleerd
op het vereiste aandraaimoment en eventueel
worden aangedraaid. Pas er daarbij voor op dat
geen aanbouwdelen worden verdraaid.
Aandraaimomenten zijn aangegeven op de
uitklappagina.
Verwijder de afsluitmiddelen aan de vloeistofzijde.
De bedrijfswaarden (min- en max-limieten) zijn op
permanente wijze op de hydraulische accumulator
aangeduid. Deze aanduidingen moeten zichtbaar
gehouden worden.
Is ontluchting vereist, dan moet de aansluiting
aan de oliezijde vóór de inbedrijfstelling van de
balgaccumulator worden ontlucht via de aan de
olieklep aangebrachte ontluchtingsschroef (nr. 19).
4.1 Voorvuldruk
Hydraulische accumulatoren worden in de regel
afgeleverd met een conserveringsdruk (lager dan
2 bar). Op wens van de klant worden de vereiste
voorvuldrukken ingesteld. De voorvuldruk (p
op een sticker op het lichaam van de accumulator
aangegeven, op het lichaam van de accumulator
gestempeld, of in het typeplaatje ingegraveerd.
Voor de inbedrijfstelling moet de hydraulische
accumulator door de eigenaar tot de vereiste
voorvuldruk (p
) worden gevuld. De hoogte van de
0
voorvuldruk wordt berekend aan de hand van de
NL
bedrijfsgegevens van de installatie.
Grenswaarden van de voorvuldruk
p
≤ 0,9 • p
(p
0
1
1
Toegestane drukverhouding: p
62
= minimale bedrijfsdruk)
: p
≤ 4 : 1
2
0
4.2 Vulgas
Er mag alleen stikstof worden gebruikt van ten
minste klasse 4.0 (filtratie <3 μm).
Afwijkingen hiervan moeten met HYDAC worden
overeengekomen.
4.3 Vullen van de hydraulische
accumulator
Voor het vullen van de balgaccumulator moet het
vul- en testapparaat FPU van HYDAC worden
gebruikt.
De maximale bedrijfsdrukken van de FPU moeten
in acht worden genomen:
FPU-1: 350 bar
FPU-2: 800 bar
Bij het vul- en testapparaat wordt een
gedetailleerde gebruiksaanwijzing meegeleverd,
zie daarvoor:
"Gebruiksaanwijzing van vul- en testapparaat FPU"
nr. 3.501.BA
De hydraulische accumulator moet tijdens de
vulprocedure in afdoende mate worden bevestigd.
4.4 Toegestane
bedrijfstemperaturen
De toegestane bedrijfstemperatuur is
) is
afhankelijk van de constructiematerialen
0
van het accumulatorlichaam, de kleppen en
de balg; deze is op het typeplaatje en in de
conformiteitsverklaring aangegeven.
4.5 Toegestane bedrijfsoverdruk
De toegestane bedrijfsoverdruk is afhankelijk
van de constructiematerialen van het
accumulatorlichaam en de kleppen; deze is op
het typeplaatje en in de conformiteitsverklaring
aangegeven.
4.6 Hydraulische vloeistoffen
Hydraulische accumulatoren mogen alleen
worden gebruikt met hydraulische vloeistoffen
die minimaal voldoen aan de volgende
zuiverheidsklasse:
– NAS 1638 klasse 6 of
– ISO 4406 klasse 17/15/12
Hydraulische accumulatoren mogen
alleen met stikstof worden gevuld.
Geen andere gassen gebruiken.
Explosiegevaar!