2. Deeltjesfilter SR 710
• Controleer of de pakkingen in de filterhouder van de
ventilator op hun plaats zitten en intact zijn. Afb. 18.
• Schroef het filter zo ver de filterhouder in dat het ver-
loopstuk contact maakt met de pakking. Draai het fil-
ter daarna nog 1/8 slag voor een goede afdichting.
Afb. 20.
• Plaats een voorfilter in de voorfilterhouder. Afb. 21.
• Druk de voorfilterhouder vast op het deeltjesfilter.
Afb. 22.
3. Combinatiefilters
• Controleer of de pakkingen in de filterhouder van de
ventilator op hun plaats zitten en intact zijn. Afb. 18.
• Druk het deeltjesfilter vast op het gasfilter. De pijlen
op het deeltjesfilter moeten in de richting van het gas-
filter wijzen. Druk niet midden op het filter; dat kan
leiden tot beschadiging van het filterpapier. Afb. 19.
• Schroef het combinatiefilter in de filterhouder totdat
het contact maakt met de pakking. Draai het daarna
nog 1/8 slag voor een goede afdichting. Afb. 24.
• Monteer een voorfilter in de voorfilterhouder. Afb. 21.
• Druk de voorfilterhouder op het combinatiefilter. Afb. 25.
Filter SR 599 is een gecombineerd gas- en deeltjesfilter
en wordt rechtstreeks op de filterhouder van de ventila-
tor geschroefd. Ga te werk volgens bovenstaande
beschrijving.
e) Afdichtdoppenset
De afdichtdoppenset verhindert dat vuil en water in de
ventilatorbehuizing komen en wordt gebruikt wanneer
de ventilator wordt schoongemaakt of ontsmet.
Maak de ademluchtslang en de filters los en installeer de
afdichtdoppen. Afb. 42.
3.3 Bedrijf/functies
Starten/uitschakelen
• Start de ventilator door één keer op de bedieningsk-
nop te drukken. Afb. 26.
• De symbolen op het display gaan branden, er klinkt
een geluidssignaal en de trilmotor gaat trillen. Afb. 27.
• Het accusymbool op het display geeft de
accucapaciteit aan.
o Licht groen op: > 70%
o Knippert groen: 50-70%
o Licht geel op: 20-50 %
o Knippert rood: < 20%
• De ventilator start in de normale bedrijfsstand.
Schakel met behulp van de bedieningsknop tussen
de normale en de geforceerde bedrijfsstand.
• Houd de bedieningsknop ongeveer twee seconden
ingedrukt om de ventilator uit te schakelen.
Symbolen op het display
Afb. 28
a) Accu: Dit symbool geeft de accucapaciteit bij het
starten aan en geeft aan wanneer de accu bijna leeg is.
b) Kleine ventilator: dit symbool gaat groen branden
tijdens normaal bedrijf.
c) Grotere ventilator: dit symbool gaat groen branden
bij geforceerd bedrijf.
d) Waarschuwingsdriehoek: Dit symbool gaat rood
branden als de luchtstroom wordt geblokkeerd of
als de filters verstopt zijn.
Waarschuwingssysteem/alarmsignalen
• Bij obstakels in de luchtstroom
o
Er wordt een pulserend geluidssignaal gegeven.
o
De ingebouwde trilmotor wordt geactiveerd.
o
De rode waarschuwingsdriehoek op het display
knippert.
Actie:Onderbreek onmiddellijk het werk, verlaat het
gebied en controleer de apparatuur.
• Als het deeltjesfilter verstopt is
o Er klinkt vijf seconden lang een aanhoudend
geluidssignaal.
o De ingebouwde trilmotor wordt vijf seconden
geactiveerd.
o De rode waarschuwingsdriehoek op het display
gaat knipperen.
De waarschuwingsdriehoek knippert continu en het ge-
luidssignaal en trillen worden herhaald met tussenpozen
van 80 seconden.
Actie: Onderbreek onmiddellijk het werk, verlaat het
gebied en vervang het filter.
Let op! Er wordt geen signaal afgegeven als de gasfil-
ters verzadigd zijn. Zie paragraaf 3.1.2 Filters en de geb-
ruiksaanwijzing die bij de filters wordt geleverd voor
meer informatie over het vervangen van de gasfilters.
• Als de accucapaciteit minder dan 5% bedraagt
o Er klinken twee geluidssignalen met een tussen-
poos van twee seconden.
o De ingebouwde trilmotor wordt twee keer geac-
tiveerd met een interval van twee seconden.
o Het accusymbool op het display knippert rood.
Het accusymbool knippert continu, terwijl de andere
signalen met intervallen van 30 seconden worden her-
haald totdat het nog ongeveer één minuut duurt voordat
de accu helemaal leeg is. Het geluidssignaal wordt
daarna intermitterend.
Actie: Onderbreek onmiddellijk het werk, verlaat het
gebied en vervang/laad de accu.
3.4 Controle van de werking
Er moet altijd een controle van de werking worden uit-
gevoerd voordat de ventilator wordt gebruikt.
Controle van de minimumstroming – MMDF
• Controleer of de ventilator compleet is, op de juiste
manier gemonteerd is en schoon en intact is.
• Zet de ventilator aan.
• Plaats het gelaatsstuk in de stromingsmeter.
o Ademluchtslang PU (SR 550) en PU (SR 951):
Pak het onderste deel van de zak vast om een af-
dichting rond de ademluchtslang te vormen.
o Rubberen ademluchtslang SR 551 en ademlu-
chtslang SR 952 PU: Pak het onderste deel van
de zak vast om een afdichting te vormen rond de
bovenste bevestiging van de ademluchtslang.
Afb. 29.
Let op! Pak niet de rubberslang zelf vast, hierdoor
kan de luchtstroom worden belemmerd of wordt
mogelijk geen goede afdichting verkregen.
• Houd met de andere hand de stromingsmeterbuis
vast, zodat de buis recht vanuit de zak omhoog
steekt. Afb. 30.
• Lees de positie van de kogel in de buis af. De kogel
moet op dezelfde hoogte of net boven de bovenste
aanduiding op de buis (175 l/min) staan. Afb. 31.
Als de minimumluchtstroom niet wordt behaald,
controleer dan of:
- de stromingsmeter rechtop wordt gehouden,
91