Informatie Over De Ketting; Identificatie Van De Ketting; Waarschuwingen Voor Wat Betreft De Slijpsteen; Montage Van De Slijpsteen - Tecomec Jolly EVO Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para Jolly EVO:
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 18

15. INFORMATIE OVER DE KETTING

De ketting moet vóór het slijpen eerst volledig geïnspecteerd worden om te controleren
of hij in goede staat is.
(fig. 8) Tanddelen:
1 Bovenkant
2 Bovenste snijhoek
3 Zijdelingse snijhoek
4 Slijpinkeping
5 Dieptebegrenzer
6 Punt
7 Hiel
8 Klinknagelgat

16. IDENTIFICATIE VAN DE KETTING

- Voordat u met het slijpen begint moet u het kettingtype en de betreffende stelhoeken
weten. Deze kenmerken staan in de gebruiksaanwijzing van de motorzaag waar de
ketting op gemonteerd is of op de verpakking van de ketting.
- Over het algemeen staat de identificatiecode van de ketting op de aandrijfschakel.
- Het kettingtype kan ook door middel van instrumentmeting bepaald worden door
een sjabloon en een schuifmaat te gebruiken.
- Raadpleeg de KETTINGTABEL die aan het einde van deze gebruiksaanwijzing
vermeld is.
De kolommen in deze tabel verstrekken de volgende gegevens:
÷ 2
A
Kettingsteek
B
Breedte van de aandrijfschakel
C
Bovenste slijphoek (draaiing klem)
D
Snijhoek (draaiing arm)
E
Lage hoek (schuinstelling klem)
F
Dieptebegrenzer
G
Slijpsteendikte
H
Slijpsteencode
I
Codes Oregon kettingen
L Codes Windsor kettingen
M Codes Sarp kettingen
16.1 INSTRUMENTMETING (FIG. 9)
a - Meet de diepte van de begrenzer met een geschikte vorm op.
b - Houd de sjabloon aan deze kant en meet de STEEK van de ketting op.
c - Door de sjabloon aan deze kant te houden is het mogelijk om de lengte van de
tand op te meten.
d - De breedte van de aandrijfschakel kan met een geschikt instrument (bijv. een
schuifmaat) vastgesteld worden.

17. WAARSCHUWINGEN VOOR WAT BETREFT DE SLIJPSTEEN

- Gebruik een slijpsteen die geschikt is voor het kettingtype dat geslepen moet worden.
Raadpleeg hiervoor de aan het einde van de handleiding bijgevoegde kettingtabel.
- Bij het plaatsen van een slijpsteen op de naaf mag u niets forceren en ook de diameter
van het centreergat niet veranderen. Gebruik geen slijpstenen die niet goed passen.
- Gebruik voor de montage van de slijpsteen uitsluitend een schone, onbeschadigde
naaf en flens.
- Verzeker u ervan dat de afmetingen van de uitwendige diameters van de naaf en
van de flens exact hetzelfde zijn.

18. MONTAGE VAN DE SLIJPSTEEN

- Draai de schroeven V10 los en verwijder de bescherming P10 (fig. 10).
- Draai de schroef V8 eruit en demonteer de flens F8 op de naaf (fig. 11).
- Kies de slijpsteen op basis van het kettingtype dat u wilt slijpen (kolom H in de
kettingtabel).
- Plaats de slijpsteen en centreer hem perfect op de daarvoor bestemde plaats op de
naaf (fig. 12).
- Plaats de flens F8 en draai de schroef V8 aan (fig. 13).
(fig. 8A) Kettingdelen:
1 Verbindingsschakel
2 Linkertand
3 Rechtertand
4 Aandrijfschakel (trekschakel)
5 Klinknagel
N Codes Carlton kettingen
O Codes Stihl kettingen
P Codes EM kettingen
NL
Let bijzonder goed op bij de montage van de flens die gedraaid moet
zijn zoals aangegeven op fig. 12.
Een slijpsteen die met te strak aangehaalde flenzen geïnstalleerd is kan tijdens
de werking breken en een gevaar voor de gebruiker vormen. Draai om dit
risico te vermijden de schroef M6x25 met 7 Nm aan (controleer dit gegeven
indien mogelijk met een momentsleutel).
- Hermonteer de bescherming P10 en draai de betreffende schroeven V10 aan (fig. 14).

19. CONTROLE VAN DE MONTAGE VAN DE SLIJPSTEEN

- Ga naast de slijpsteen staan, zet de slijpmachine in werking, kijk nu goed en controleer
visueel of de slijpsteen niet zijdelings of dwars schommelt en zodoende abnormale
trillingen veroorzaakt.
- Indien dit wel het geval is moet u de machine onmiddellijk stoppen en controleren of
de slijpsteen op de juiste manier gemonteerd is. Vervang de slijpsteen indien nodig
door een andere originele slijpsteen.
Probeer een pas gemonteerde slijpsteen altijd minstens een minuut op de
werksnelheid uit, voordat u begint te slijpen. Zorg dat u uit de buurt blijft en con-
troleer of er zich geen andere personen in de buurt van de machine bevinden.
20.

ELEKTRISCHE AANSLUITING

- Controleer of de voeding van de elektrische installatie overeenstemt met de waarden
die op het typeplaatje vermeld zijn.
- De voedingsspanning mag niet met ±5% afwijken van de op het typeplaatje vermelde
spanning.
- De aansluiting op het elektriciteitsnet moet voorbereid worden volgens de voorschrif-
ten die gelden in het land waar de machine gebruikt wordt.
- Het stopcontact dat voor de machine gebruikt wordt moet voorzien zijn van een aard-
geleider, een geschikte zekering en moet beveiligd zijn met een aardlekschakelaar
met een gevoeligheid van niet meer dan 30 mA.

21. INWERKINGSTELLING

- Steek de stekker in het stopcontact.
21.1 POSITIE OPERATOR (FIG.14A)
- De operator moet zich vóór de machine bevinden, en moet een positie aannemen
zodat de arm correct wordt gegrepen en de klem correct wordt afgesteld.

22. CONTROLE VAN HET PROFIEL VAN DE SLIJPSTEEN

- Controleer, bij uitgeschakelde machine, het profiel van de slijpsteen met de spe-
ciale sjabloon (fig. 15); zuiver de slijpsteen indien nodig op om het juiste profiel te
herstellen.

23. OPZUIVEREN VAN DE SLIJPSTEEN

Draag persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Start de slijpmachine door de schakelaar op stand "1" te zetten.
- Als de slijpmachine in werking gesteld wordt gaat de lamp branden die het slijpgebied
verlicht.
- Werk het profiel van de slijpsteen met de slijpsteenopzuiverinrichting bij. Ga hierbij
altijd bijzonder voorzichtig te werk en houd de slijpsteenopzuiverinrichting goed en
stevig vast (fig. 16).
- Stop de machine en controleer met de sjabloon of het verkregen profiel juist
is (fig. 17).
De aanraking van de op hoge snelheid draaiende slijpsteen kan brand- en
schaafwonden veroorzaken.

24. AFSTELLING VAN DE SLIJPMACHINE

24.1 SLIJPHOEKEN
- Nadat u het kettingtype dat u gaat slijpen vastgesteld heeft moet u de afstelhoeken
(klem en arm) in de kettingtabel opzoeken (kolom C/D/E).
24.2 AFSTELLING VAN DE BOVENSTE SLIJPHOEK
RECHTER
tand
(FIG. 18-19)
- Draai de knop M20 los.
- Draai de klem met de klok mee.
- Zet de referentie van de klem op de gewenste hoek.
- Draai de knop M20 weer aan.
24.3 AFSTELLING VAN DE BOVENSTE SLIJPHOEK
LINKER
tand
(FIG. 18-20)
- Draai de knop M20 los.
- Draai de klem tegen de klok in.
- Zet de referentie van de klem op de gewenste hoek.
- Draai de knop M20 weer aan.
24.4 AFSTELLING VAN DE SNIJHOEK (FIG. 21-21A)
(rechter- en linkertanden)
- Draai de knop M23 los en draai de arm naar rechts. Zet de
referentie van de klem op de gewenste hoek.
- Draai de knop M23 weer aan.
33
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido