5. Signalen programmeren en de
symbolen aanpassen
Aan ieder symbool kan een zender (bv. een
deurbeltoets) gekoppeld worden. Door de
programmering kan deze indeling aange-
past worden. Houd er rekening mee dat een
zender alleen geprogrammeerd kan wor-
den als deze nog niet in het geheugen van
de »signolux« bekend is. Eventueel moet
u de zender van tevoren uit het geheugen
verwijderen (zie punt 7.)
a) Houd de toets »●« (afb. 6) lang inge-
drukt. De symbolen lichten na elkaar op.
Laat de toets los, zodra het gewenste
symbool oplicht.
b) Activeer nu een signaal met uw zender
(bv. drukken op de deurbeltoets).
c) Wacht ca. 20 seconden en test dan de
functie.
6. De tonenreeks/melodie instellen
U kunt de tonenreeks bij ieder symbool naar
wens aanpassen:
a) Activeer ten eerste een signaal (bv.
drukken op deurbeltoets).
b) Het aan de zender toegewezen sym-
bool zal oplichten en de tot dan toe toe-
gekende tonenreeks zal te horen zijn.
c) Houdt de melodiekeuzetoets »♫« (fig. 2)
voor twee seconden ingedrukt.
Laat de toets los en druk er herhaaldelijk
op totdat u de gewenste melodie heeft
gevonden ( U kunt kiezen uit 16 melo-
dieën).
d) Zodra het symbool niet meer oplicht, is
de gekozen tonenreeks goed toegewe-
zen.
28 Nederlands
7. Zender uit het geheugen verwijderen
Indien u een zender uit het geheugen wilt
verwijderen:
a) Houd de toets »●« (afb. 6) lang inge-
drukt. De symbolen lichten na elkaar op.
Laat de toets los, zodra het gewenste
symbool oplicht.
b) Druk nu gelijktijdig de toets »●« en de
melodiekeuzetoets »♫« (beide afb. 6)
in tot alle symbolen gelijktijdig kort op-
lichten.
Let op: dit zal alle zenders die gekoppeld
zijn aan het desbetreffende symbool wis-
sen.
8. Batterijstatus-weergave
Op de ontvanger is zowel de batterijstatus
van de ontvanger als die van de zender
zichtbaar:
- Bij voldoende batterijpeiol van de ontvanger
licht het rode controlelampje om de 5 - 6
seconden op, dus is het batterijpeil in orde
en is het toestel klaar voor gebruik.
- Bij een laag batterijpeil van de ontvanger
licht hedt rode controlelampje snel achter
elkaar (1x per seconde) op.
Laad de accus zo snel mogelijk.
- Bij een laag batterijpeil van een zender
licht bij overdracht van een signaal het
rode controlelampje samen met het sym-
bool van de zender op. Als de waarschu-
wingstoon geactiveerd is, volgen ook twee
pieptonen als aanwijzing.
Vervang de batterijen van de desbetref-
fende zender zo snel mogelijk.