Indien het laden van de accupack nog altijd niet
mogelijk is, dan verzoeken wij u
•
de lader
•
en de accupack
op te sturen aan onze klantendienst.
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
Montage van de accu (fi g. 4c-4d)
Open het accudeksel. Daarvoor zoals getoond in
fi g. 4c de ontgrendeling (A) indrukken en het dek-
sel omhoog klappen. Dan de beide accu´s zoals
getoond in fi g. 4d in de houders steken en naar
voor schuiven, tot de accu´s hoorbaar inklikken.
Aanwijzing!
Gebruik alleen accu´s met dezelfde vulstand,
combineer nooit volle en halfvolle accu´s met el-
kaar. Laad beide accu´s altijd tegelijkertijd op.
De accu met de zwakkere laadtoestand bepaalt
de looptijd van het apparaat. Vóór bedrijf moeten
altijd beide accu´s vol worden geladen. Sluit het
accudeksel door het dicht te klappen en let erop
dat het goed inklikt.
Accu-capaciteitsindicator (fi g. 4a)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
cator (fi g. 4a, pos. A). De accu-capaciteitsindica-
tor (fi g. 4a, pos. B) signaleert de laadtoestand van
de accu aan de hand van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De accu werd diep ontladen en is defect. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt en geladen
worden!
Anl_GE_CR_30_Li_SPK7.indb 72
Anl_GE_CR_30_Li_SPK7.indb 72
NL
6. Bediening
Voorzichtig!
Het apparaat is voorzien van een veiligheids-
schakeling om onbevoegd gebruik te voorkomen.
Meteen vóór inbedrijfstelling van het apparaat de
veiligheidsschakelaar (fi g. 5, pos. 5) erin zetten en
bij elke onderbreking of beëindiging van het werk
de veiligheidsstekker weer verwijderen. Daarvoor
de grendelnok (fi g. 5, pos. A) indrukken.
Gevaar! Om het ongewild aanzetten van het
gereedschap te voorkomen, is de schuifbeugel
voorzien van een tweepuntsschakelaar (fi g.
6, pos. A) die moet worden ingedrukt voordat
de schakelhendel (fi g. 6, pos. B) kan worden
ingedrukt. Als u de schakelhendel loslaat,
wordt het gereedschap meteen uitgeschakeld.
Voer deze procedure meermaals uit om er
zeker van te zijn dat uw gereedschap naar
behoren werkt. Voordat u een herstelling of
onderhoudswerkzaamheid op het gereedschap
verricht dient u er zich van te vergewissen dat de
freesmessen niet draaien en het gereedschap
gescheiden is van het net.
Vóór het begin van het werk moet het apparaat in
de werkpositie worden gebracht. Als eerste trekt
u de arrêteerpen (fi g. 7, pos. A) zoals getoond
in fi g. 7 in de richting van de pijl en klapt u de
wieleenheid naar boven, tot de arrêteerpen weer
inklikt in positie B. Om in de transportpositie te
komen gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
De door de geleidestelen vastgelegde veiligheid-
safstand tussen het gereedschap en de gebruiker
dient steeds in acht te worden genomen. Bij het
veranderen van de bewerkingsrichting op bermen
en hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk
te gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen
met slipvaste zolen met stroef profi el en een lan-
ge broek. Werk steeds dwars over de helling.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit be-
wegen en trekken van het gereedschap, struikel-
gevaar!
6.2 Instructies voor het correct werken
Plaats het gereedschap aan het begin van het
te bewerken stuk grond en hou het aan de schu-
ifbeugel goed vast voordat u het gereedschap
inschakelt.
Leid de freesmessen over het te bewerken vlak.
Om een keurig bewerkte grond te bereiken leidt u
het gereedschap in zo recht mogelijke banen. De
- 72 -
19.02.2019 10:39:49
19.02.2019 10:39:49