Reduceer bij een lager toerental de
snelheid. Zet indien nodig de
verticuteereenheid in de transportstand,
kies een lagere instelling van de snijdiepte
en ga vervolgens door met verticuteren.
8.4 Thermische
overbelastingsbeveiliging van de
elektromotor
Treedt tijdens het werken een
overbelasting op, dan schakelt de
ingebouwde thermische
overbelastingsbeveiliging de elektromotor
automatisch uit.
Oorzaken van overbelasting:
– te grote snelheid vooruit
– messen snijden te diep in de grond
– niet geschikte of te lange aansluitkabel
– spanningsverlies (
10.1).
– slechte reiniging van de
koelluchttoevoer (ventilatiesleuven)
Opnieuw in gebruik nemen
Na een afkoelingsperiode van max. 10 min
(afhankelijk van de
omgevingstemperatuur) kan het apparaat
weer normaal worden ingeschakeld.
(
10.3)
8.5 Wanneer de verticuteereenheid
blokkeert
Zet onmiddellijk de elektromotor af en trek
de stekker eruit. Controleer daarna de
machine, in het bijzonder de
verticuteereenheid, op beschadigingen en
verhelp de oorzaak van de storing.
76
9. Veiligheidsvoorzieningen
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van onjuist gebruik is het
apparaat van verschillende
veiligheidsvoorzieningen voorzien.
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag het apparaat niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar. STIHL
beveelt de STIHL vakhandelaar
aan.
9.1 Veiligheidsvoorzieningen
De verticuteermachine is met
veiligheidsvoorzieningen uitgerust om een
onopzettelijk contact met de messen en
het uitgeworpen geverticuteerd materiaal
te voorkomen.
Hiertoe behoren de behuizing, de
uitwerpklep en de correct gemonteerde
duwstang.
9.2 Bediening met twee handen
De elektromotor kan alleen worden
ingeschakeld door de startknop met de
rechterhand in te drukken en vast te
houden en daarna de motorstopbeugel
met de linkerhand naar de duwstang te
trekken.
10. Apparaat in gebruik
nemen
10.1 Apparaat aansluiten
Gevaar voor elektrische
schokken!
Neem de
veiligheidswaarschuwingen in het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid" in
acht. (
4.2).
Bij gebruik van een kabelhaspel
moet de aansluitkabel volledig zijn
afgewikkeld, anders kunnen door
elektrische weerstanden verlies van
vermogen en oververhitting
ontstaan.
Als aansluitkabels mogen alleen kabels
worden gebruikt die niet lichter zijn dan de
volgende rubberen slangen:
H07 RN-F DIN/VDE 0282
Minimale diameter:
tot 25 m lengte: 3 x 1,5 mm²
tot 50 m lengte: 3 x 2,5 mm²
De koppelingen van de aansluitkabel
moeten van rubber zijn of met rubber
bekleed zijn en moeten voldoen aan de
volgende norm:
DIN/VDE 0620
Voedingsspanning en netfrequentie
moeten overeenstemmen met de
specificaties op het typeplaatje of de
specificaties in het hoofdstuk "Technische
gegevens" (
18.).
De voedingskabel moet goed
afgeschermd zijn (
18.).
Dit apparaat is geschikt om op een
elektriciteitsnet met een
systeemimpedantie Z
bij het
max
0478 670 9906 A - NL