ATLAS D 50 UNIT
4.2 Inwerkingstelling
B
Controles die uitgevoerd moeten worden bij de eerste ontsteking en naar aan-
leiding van alle onderhoudswerkzaamheden die afsluiting van de installaties
met zich meebrengen, of na een ingreep op de veiligheidsinrichtingen of delen
van de verwarmingsketel:
Alvorens de verwarmingsketel te ontsteken
•
Zet eventuele afsluitkleppen tussen verwarmingsketel en installaties open.
•
Controleer of het brandstofsysteem lekdicht is.
•
Controleer of het expansievat goed voorbelast is
•
Vul de hydraulische installatie en zorg ervoor dat de verwarmingsketel en de instal-
latie volledig ontlucht zijn door de ontluchtingsklep op de verwarmingsketel en de
eventuele ontluchtingskleppen op de installatie te openen.
•
Controleer of er geen waterlekken in de installatie, de circuits van het sanitaire wa-
ter, de verbindingen of de verwarmingsketel zitten.
•
Controleer of de elektrische installatie goed is aangesloten en de aarding naar
behoren is uitgevoerd.
•
Controleer of er zich in de buurt van de verwarmingsketel geen ontvlambare vloei-
stoffen of materialen bevinden.
•
Monteer de manometer en de vacuümmeter op de branderpomp (deze moeten wor-
den verwijderd na de inwerkingstelling)
•
open de afsluiters langs de olieleiding
Aanzetten
P
P
fig. 29 - Aanzetten
A
Bij het sluiten van de thermostaatlijn begint de brandermotor samen met de pomp te draaien: alle
aangezogen olie wordt naar de retourleiding gestuurd. Tevens werken de branderventilator en de
ontstekingstransformator, d.w.z. dat de volgende fasen plaatsvinden:
•
voor-ventilatie van de vuurhaard.
•
voorspoelen van een deel van het oliecircuit.
•
voor-ontsteking, met ontlading tussen de elektrodenpunten.
B
Na afloop van het voorspoelen opent de apparatuur de elektromagnetische klep: de olie
bereikt de sproeier, vanwaar hij zeer fijn verstoven naar buiten komt.
Het contact met de ontlading tussen de elektroden zorgt ervoor dat er een vlam ontstaat.
Tegelijkertijd vangt de veiligheidstijd aan.
Cyclus van het apparaat
t1
t3
fig. 30 - Cyclus van het apparaat
R-SB-W Thermostaten/Drukschakelaars
M
Brandermotor
Z
Ontstekingstransformator
BV
Magneetklep
FR
Fotoweerstand
A'
Aanvang inschakelen met voorverwarmer
A
Aanvang inschakelen zonder voorverwarmer
B
Vlam aanwezig
C
Normale werking
H
Stop voor afstellen (TA-TC)
t1
Tijd voor-ventilatie
TSA
Veiligheidstijd
t3
Tijd voorontsteking
t3n
Tijd na-ontsteking
tw
Voorverwarmingstijd
Signalen bij uitgang apparaat
Vereiste signalen bij ingang
VE
G
VE
G
t3n
TSA
cod. 3541I330 - Rev. 02 - 04/2018
Controles tijdens de werking
•
Schakel het apparaat in zoals beschreven in sez. 2.3.
•
Controleer de lekdichtheid van het brandstofcircuit en van de waterinstallaties.
•
Controleer de doeltreffendheid van de afvoerleiding en de rookgas-luchtpijpen
tijdens de werking van de verwarmingsketel.
•
Controleer of de watercirculatie tussen de verwarmingsketel en de installaties cor-
rect verloopt.
•
Controleer of de ontsteking van de verwarmingsketel correct werkt door hem ver-
schillende malen te ontsteken en weer uit te zetten door middel van de omgeving-
sthermostaat of de afstandsbediening.
•
Controleer of de deuren van brander en brandstofkamer hermetisch sluiten.
•
Controleer of de brander naar behoren werkt.
•
Voer brandstofanalyse uit (met de verwarmingsketel in stabiele toestand) en contro-
leer of het gehalte aan CO
in de rookgassen tussen 11% en 12% ligt.
2
•
Controleer de correcte programmering van de parameters en programmeer het ap-
paraat naar gelang de persoonlijke behoeften (compensatiecurve, vermogen, tem-
peratuur e.d.).
4.3 Onderhoud
Periodiek onderhoud
Met het oog op langdurige goede werking van het apparaat moet het jaarlijks door
gekwalificeerd personeel op de volgende punten gecontroleerd worden:
•
De besturings- en veiligheidsinrichtingen moeten correct functioneren
•
Het circuit voor rookafvoer moet optimaal functioneren.
•
Controleer of de brandstoftoevoer- en -afvoerleidingen niet verstopt of beschadigd
zijn.
•
Reinig het filter van de brandstofaanzuigleiding.
•
Bepaal het juiste brandstofverbruik
•
Reinig de verbrandingskop bij de brandstofuitgang, op de wervelschijf.
•
Laat de brander gedurende ongeveer 10 minuten op volle kracht werken en analy-
seer daarna het verbrandingsproces als volgt:
-
De juiste afstelling van alle elementen, die in deze handleiding vermeld staan
-
Temperatuur van de rook in de afvoerleiding
-
Percentage CO2
•
De lucht-rookgaspijpen en het eindstuk moeten vrij zijn van obstakels en geen
lekken hebben
•
Brander en warmtewisselaar moeten schoon zijn, zonder afzettingen. Maak geen
gebruik van chemische producten of staalborstels om ze te reinigen.
•
De gas- en waterinstallaties moeten lekdicht zijn.
•
De waterdruk van de installatie moet in de ruststand circa 1 bar zijn; indien dit niet
het geval is, de installatie naar deze waarde terugbrengen.
•
De circulatiepomp mag niet geblokkeerd zijn.
•
Het expansievat moet gevuld zijn.
•
Controleer de magnesiumanode en vervang ze, indien nodig.
Ommanteling, paneel en sierelementen van de verwarmingsketel kunnen zo-
A
nodig schoongemaakt worden met een zachte doek, eventueel bevochtigd met
water met zeepoplossing. Vermijd het gebruik van elke soort schuurmiddel of
oplosmiddel.
Reiniging van de verwarmingsketel
1.
Schakel de stroom naar de verwarmingsketel uit.
2.
Verwijder het bovenste en onderste paneel aan de voorkant.
3.
Draai de knoppen op de deur los om de deur te openen.
4.
Maak de binnenkant van de verwarmingsketel en het volledige traject van de afge-
voerde rook schoon met een borstel of met druklucht.
5.
Bevestig de betreffende knop om de deur weer te sluiten.
Voor het reinigen van de brander raadpleegt u de aanwijzingen van de Fabrikant.
Demontage van de brander
•
Draai de schroef (A) los om de afdekking (B) te verwijderen, zodat alle accessoires
toegankelijk worden
•
Draai de moer (C) los en plaats de brander zodanig dat de sproeier toegankelijk is
fig. 31 - Demontage van de brander
81
NL