7.2.1 LCD-contrast
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, kan het LCD-contrast worden
geregeld met de pijltjestoetsen.
8. Nuttige informatie
8.1 Signaalinterferentie
8.1.1 Gestoorde velden
Soms kan een enkelvoudig veld metaal of ander ferromate riaal tegenkomen
in de bodem dat de veldlijnen kan storen. Het kan daarbij gaan om een
andere leiding, begraven metaalafval of oude ongebruikte leidingen die
de veldlijnen kunnen shunten of kortsluiten. In dat geval kan de Scout een
zwakker signaal weergeven rondom het object en een sterker signaal recht
er boven. Het object kan fungeren als een lens die het signaal onvoorspelbaar
versterkt of verzwakt.
8.1.2 Samengestelde velden
Samengestelde velden zijn ook mogelijk. Wanneer een enkelvoudig veld een
ander tegenkomt, kunnen die twee tezamen een sterker signaal genereren.
Het is belangrijk voor operators daar rekening mee te houden rond
"T-stukken" of rechte hoeken in de leiding, waar er zich vaak samengestelde
velden voordoen.
Samengesteld veld getoond rondom een koppeling in een leiding.
8.1.3 Ruis
Met interferentiesignalen (ruis) MOET men gewoon rekening houden bij het
lokaliseren van leidingen. Interferentie kan dezelfde frequentie hebben als
de gebruikte frequentie, of ze kan andere frequenties vertonen. Bepaalde
van de sterkste interferentiesignalen worden gegenereerd door krachtover-
brengingsapparatuur. Stroomtransformatoren, grote elektrische motoren of
generatoren en leidingen kunnen de bron zijn van zeer sterke ruissignalen.
Zones waar zich bijzonder veel ruis voordoet, moeten zoveel mogelijk
worden vermeden.
Als de hoekweergave instabiel is en/of als de signaalniveaus niet stabiel zijn,
is dat een goede indicatie van hetzij de afwezigheid van een doelsignaal
NaviTrack Scout
(sonde of bekrachtigde lei ding), hetzij de aanwezigheid van krachtige
interferentieruis.
8.2 Opmerkingen over nauwkeurigheid
Diepte- en signaalsterktemetingen vereisen dat de Scout een sterk signaal
ontvangt. Zoals u reeds weet wordt de Scout gebruikt boven de grond voor
het detecteren van elektro mag netische velden die worden gegenereerd
door ondergrondse leidingen (elektrische geleiders zoals metalen draden
of buizen) of sondes (actief uitzendende bakens). Wanneer de velden
eenvoudig en ongestoord zijn, zijn de gedetecteerde velden representatief
voor het ondergronds object.
Als die velden gestoord zijn en er meerdere elkaar beïnvloedende velden
voorkomen, zal dat ervoor zorgen dat de Scout onnauwkeurig werkt.
Plaatsbepaling is geen exacte wetenschap. Het vereist dat de operator zijn
beoordelingsver mogen aanspreekt en zoekt naar zoveel mogelijk extra
informatie naast de aflezingen op het instrument. De Scout verschaft de
gebruiker meer informatie maar het is aan de operator om die informatie
correct te interpreteren. Geen enkele fabrikant van plaatsbepalingssystemen
zal beweren dat een operator uitsluitend mag vertrouwen op de informatie
van zijn instrument.
Omstandigheden waarin de nauwkeurigheid in twijfel moet worden getrokken:
. Wanneer er andere leidingen in de buurt zijn. "Overvloeiing" kan
gestoorde velden veroorzaken en leidingen ongewild bekrachtigen.
Gebruik indien mogelijk lagere frequenties en elimineer alle
verbindingen tussen de twee leidingen.
Grond
Signaal
Bekrachtigde buis
. Wanneer de zender inductief wordt gebruikt. Dat zorgt voor
een zwak leidingsignaal. Gebruik zoveel mogelijk een rechtstreekse
verbinding.
. Wanneer de leiding T-stukken of vertakkingen bevat. Die
kunnen vervormingen in het signaal veroorzaken.
. Wanneer de signaalsterkte te gering is. Een sterk signaal is
noodzakelijk voor een nauwkeurige plaatsbepaling.
. Wanneer de bodemomstandigheden variëren. Extremen inzake
vocht of droogte kunnen de metingen beïnvloeden. Bijvoorbeeld grond
die verzadigd is met zout bevattend water, die je soms aantreft in
kuststreken, schermt het signaal aanzienlijk af waardoor het soms zeer
moeilijk te lokaliseren valt.
Signaal
61