Opladen
zonder tijdsbegrenzing
F Opladen zonder tijdsbegren-
zing kan tot vernieling van de
accu leiden en moet daarom
met de grootste voorzichtig-
heid worden uitgevoerd!
F Vóór een accu zonder tijdsbe-
grenzing op te laden, moet
deze
eerst
gecontroleerd
worden. Uitsluitend accu's
die in goede toestand verke-
ren mogen verder worden
geladen.
Opladen zonder tijdsbegrenzing uit-
voeren zoals onder normaal laden
beschreven.
De tijdschakelklok (1) op laden zon-
der tijdsbegrenzing
De tijdschakelklok is nu bui-
ten werking.
F Het gevaar bestaat dat de
accu wordt vernietigd door
overmatige oplading.
Daarom moet bij deze toepas-
sing het opladen voortdurend
worden
gecontroleerd
altijd beslist op tijd met de
hand worden gestopt!
Oplaadstroom doorlopend controle-
ren op de ampèremeter (3).
F B het instellen van de accu-
stroom moeten de gegevens
van de accufabrikant in ieder
geval in acht worden geno-
men!
F Het opladen moet worden
beëindigd zodra de laad-
stroom constant blijft of gas-
vorming in de accu ontstaat.
Totaal ontladen accu's
opladen
In deze bedr fsmodus kunnen zeer
koude accu's worden opgeladen en
accu's, die een nullastspanning
onder 5 V hebben, dus totaal ontla-
den z n.
F Totaal ontladenLage accu's
moeten voor het laden van het
boordnet worden geschei-
den!
Nederlands
F Er mag telkens slechts één
totaal ontladen accu worden
opgeladen.
1. Accu van het boordnet afkoppe-
len.
2. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
3. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op de stand "0" (UIT) zetten.
4. Draairegelaar (2)
aanslag (laagste oplaadstroom)
zetten.
5. Accuklemmen op de juiste pool
van de accu vastklemmen:
– rode klem op de pluspool
– zwarte klem op de minpool
F Let erop dat de accuklemmen
goed en veilig vastzitten!
afstellen.
F Accuklemmen
opladen niet verw deren.
6. Spanningskeuzeschakelaar (6)
instellen op stand "12 V" of
"24 V".
7. Hoofdschakelaar (7) inschake-
len.
8. Stel keuzeschakelaar (5) in op
en
9. Stel de oplaadstroom op de
draairegelaar
mogel k – op de door de accufa-
brikant aangegeven waarde in.
F Controleer het opladen
voortdurend!
10. Corrigeer
eventueel op de draaregelaar
(2).
F Het opladen moet worden
gestopt zodra gasvorming bij
de accu optreedt!
Na voltooiing van het laden:
11. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
12. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
13. Accuklemmen van de accu ver-
w deren.
op
linker
t dens
het
(toetsfunctie)
(2)
–
zoveel
de
oplaadstroom
5 Gebruik als starthulp
1. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
2. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
3. Accuklemmen op de juiste
polen van de accu vastklem-
men:
– rode klem op de pluspool
– zwarte klem op de minpool
F Let erop dat de accuklemmen
goed en veilig vastzitten!
4. Stel keuzeschakelaar (5) in op
Start
5. Spanningskeuzeschakelaar (6)
instellen op stand "12 V" of
"24 V".
6. Hoofdschakelaar (7) inschake-
len.
F Onmiddellijk na het inschake-
len stroomt de maximale
oplaadstroom.
Het oplaadapparaat mag daa-
rom pas vlak voor het starten
worden
ingeschakeld
moet onmiddellijk na het star-
ten weer worden uitgescha-
keld.
7. Motor starten
F De accu mag slechts gedu-
rende max. 1 minuut als start-
hulp worden gebruikt!
Daarna dient een afkoelings-
pauze van ca. 25 minuten te
worden aangehouden!
8. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
9. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
10. Accuklemmen van de accu ver-
w deren.
25
en