Verklaring afbeelding 9
(1) Polariteit hoog
(2) Polariteit laag
Deze functie is tevens afhankelijk van de SW1-5-instelling. Zie
"SW1-5: Externe functionaliteit" hieronder.
SW1-4: Niet gebruikt (Gereserveerd)
Niet wijzigen.
SW1-5: Externe functionaliteit
On (Aan): Extern aan. Activeert WT en dag-/nachtingangen.
Off (Uit): Extern uit. Schakelt WT(looptest) en dag-
/nachtingangen uit (fabrieksinstelling).
De volgende functionaliteit is afhankelijk van de instelling voor
Extern.
Tabel 5: Functies zijn afhankelijk van de instelling Extern
Item
Beschrijving
SW1-3
Polariteit
SW2-1
AM dag /
nachtmodus
SW2-3
Reset
WT
WT-ingang
D/N
D/N-ingang
Overige
Groene modus
Alarmgeheugen Ingeschakeld in de
Test op afstand
Zie ook "Aansluitingen" op pagina 31.
SW1-6: LED's
On (Aan): LED's zijn ingeschakeld. Zie "LED's en uitgangen"
op pagina 34 voor LED-functionaliteit.
Off (Uit): LED's zijn uitgeschakeld voor elke status.
AM-instellingen SW2 DIP-schakelaars
SW2-1: AM dag/nachtmodus
On (Aan): Alleen AM-dagmode. AM-detectie wordt alleen
gedetecteerd tijdens de dagmode (fabrieksinstelling).
Off (Uit): AM dag en nacht. AM-detectie wordt altijd
gedetecteerd (dag- en nachtmodus).
Deze functie is tevens afhankelijk van de SW1-5-instelling. Zie
"SW1-5: Externe functionaliteit" hierboven.
SW2-2: AM-gevoeligheid
On (Aan): Geavanceerde AM-gevoeligheid De detector
signaleert de maskering van het AM-bereik (fabrieksinstelling).
P/N 146553999-1 (ML) • REV D • ISS 23MAY12
(3) Looptest
(4) Dag/nacht
SW1-5 Extern aan
SW1-5 Extern uit
Instelbaar
Alleen positief
Instelbaar
AM dag en nacht
Instelbaar
Automatische
herstel
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Ingeschakeld in de
Uitgeschakeld
dagmodus zonder
WT (looptest)
Uitgeschakeld
dagmodus zonder
WT (looptest)
Uitgevoerd na het
Uitgeschakeld
omschakelen naar
de dagmodus met
WT (looptest)
Off (Uit): Standaard AM-gevoeligheid. De detector signaleert
de nadering van het AM-bereik.
SW2-3: Reset
On (Aan): Automatische reset. AM-alarm kan 40 sec. na het
AM-alarm worden hersteld (fabrieksinstelling).
Off (Uit): Geverifieerd herstellen. AM-alarmstatus kan alleen
worden hersteld na toepassing van de WT-modus en
dagmodus.
Opmerkingen
•
Voor de geavanceerde instelling (SW2-2 Aan) moet de
oorzaak van het AM-alarm zijn verwijderd voordat AM-
herstel is toegestaan.
•
Indien het AM-alarm niet kan worden hersteld met
automatisch herstellen of geverifieerd herstellen, shakelt u
de voeding van de detector uit en schakelt u deze weer
opnieuw aan.
•
Er moet een looptest worden uitgevoerd om er zeker van
te zijn dat de detectorinstellingen correct zijn voor deze
toepassing.
Deze functie is tevens afhankelijk van de SW1-5-instelling. Zie
"SW1-5: Externe functionaliteit" hierboven.
SW2-4: AM-gevoeligheid
On (Aan): AM activeert het storing- en alarmrelais AM-alarm
wordt gesignaleerd via zowel alarm- als storingsuitgangen
(fabrieksinstelling).
Opmerking:
Dit is een configuratie die EN 50131 klasse 3
vereist.
Off (Uit): AM alleen naar storingrelais. AM-alarm wordt
gesignaleerd via storingsuitgang.
AM-kalibratie
Tijdens het opstarten word het AM-circuit gekalibreerd. Het is
belangrijk om binnen deze 60 seconden na het opstarten te
controleren of er zich geen veranderingen hebben voorgedaan
in het detectieveld binnen een straal van 1 meter van de
detector. De detector kan anders valse AM-alarmen te
veroorzaken en mogelijk zijn deze alarmen niet te herstellen.
Het detectie patroon configureren
•
Indien nodig verwijderen de maskers (figuur 8, punt 1).
Het gewijzigde patroon is afgebeeld in figuur 8, punten 3
tot en met 7.
Opmerking:
Als zowel beide maskers zijn geïnstalleerd,
het detectie bereik is beperkt tot 6 m
•
Het detectiepatroon wijzigen door uit breken van maskers
delen (weergegeven als grijs in figuur 8, punt 2).
•
Plak de juiste spiegel stickers indien nodig. Zie
afbeelding 7, punt 1 voor details.
Let op:
Verwijderen van stickers kan het spiegel
oppervlak beschadigen.
•
Wanneer er stoor objecten zich direct onder de detector
bevinden, plaats dan het masker aan de binnenkant van
het venster (standaard). Hiermee schakelt u dat deel van
het gordijnen uit, dat neer kijkt op het object, hierdoor kan
de detector onstabiel worden. Zie afbeelding 7, punt 2.
33 / 48