•
Zet het prothesebeen iets naar achteren (schredestand) en wip op de voorvoet. Houd daarbij
voortdurend contact met de grond.
Houd het prothesebeen daarna ca. 1 seconde stil in deze stand (schredestand) zonder het op
te tillen. Het been hoeft niet meer te worden ontlast.
Omschakelen
1) Zet het prothesebeen iets naar achteren (schredestand).
2) Wip terwijl u contact houdt met de grond, binnen 1 seconde zo vaak op de voorvoet als voor
de gewenste MyMode nodig is (MyMode 1 = 3 keer, MyMode 2 = 4 keer).
3) Houd het prothesebeen daarna ca. 1 seconde stil in deze stand (schredestand) zonder
het op te tillen. Het been hoeft niet meer te worden ontlast.
→ Er klinkt een piepsignaal ter bevestiging dat het bewegingspatroon is herkend.
INFORMATIE: Als dit piepsignaal niet klinkt, is bij het wippen niet aan de voor
waarden voldaan.
4) Haal het prothesebeen bij, zet het neer naast het contralaterale been en houd het ca. 1 secon
de stil.
→ Er klinkt een bevestigingssignaal om aan te geven dat er met succes is omgeschakeld naar de
betreffende MyMode (2 keer = MyMode 1, 3 keer = MyMode 2).
INFORMATIE: Als dit bevestigingssignaal niet wordt gegeven, is het been met de pro
these niet correct bijgehaald en stilgehouden. Herhaal de procedure op de juiste
manier om alsnog om te schakelen.
8.2.3 Vanuit een MyMode terugschakelen naar de basismodus
Informatie over het omschakelen
•
Ongeacht de configuratie van de MyModes in de instelsoftware is het altijd mogelijk met een
bewegingspatroon terug te schakelen naar de basismodus (modus 1).
•
Door aansluiten/loskoppelen van de acculader kan er op elk gewenst moment worden terug
geschakeld naar de basismodus (modus 1).
•
Controleer voor het zetten van de eerste stap altijd of de gekozen modus staat voor de
gewenste beweging.
Voorwaarden voor het met succes omschakelen via bewegingspatronen
Voor een succesvolle omschakeling moeten de volgende punten in acht worden genomen:
•
Zet het prothesebeen iets naar achteren (schredestand) en wip op de voorvoet. Houd daarbij
voortdurend contact met de grond.
Houd het prothesebeen daarna ca. 1 seconde stil in deze stand (schredestand) zonder het op
te tillen. Het been hoeft niet meer te worden ontlast.
Omschakelen
1) Zet het prothesebeen iets naar achteren (schredestand).
2) Wip minimaal 3 keer maar niet vaker dan 5 keer op de voorvoet. Houd hierbij voortdurend
contact met de grond.
3) Houd het prothesebeen daarna ca. 1 seconde stil in deze stand (schredestand) zonder
het op te tillen. Het been hoeft niet meer te worden ontlast.
→ Er klinkt een piepsignaal ter bevestiging dat het bewegingspatroon is herkend.
INFORMATIE: Als dit piepsignaal niet klinkt, is bij het wippen niet aan de voor
waarden voldaan.
4) Haal het prothesebeen bij, zet het neer naast het contralaterale been en houd het ca. 1 secon
de stil.
Ottobock | 233