nl
NEDERLANDS
Kinderen dienen onder toezicht te
staan om ervoor te zorgen dat zij
niet met het apparaat spelen.
Houd kinderen uit de buurt van de
acculader resp. het werkbereik!
Bewaar de acculader op een voor
kinderen ontoegankelijke plek!
Trek bij rookontwikkeling of brand
in de acculader onmiddellijk de
stekker uit het stopcontact!
Steek geen voorwerpen in de
ventilatiesleuven van de acculader
- gevaar voor een elektrische
schok resp. kortsluiting!
Gebruik geen defecte accupacks!
Laad in omgevingen met een hoge
metaalstofbelasting geen
accupacks met AIR COOLED-
laders (ASC 55 MULTI 8).
5. Overzicht
Zie pagina 2.
1 Accupack (niet bij de leveringsomvang
inbegrepen)
2 Schuifbevestiging
3 Indicatielampje
4 Waarschuwings-led
5 Afneembaar stroomkabel
6 Tuimelschakelaar
6. Inbedrijfstelling
Controleer voordat de machine in gebruik
wordt genomen of de op het typeplaatje
aangegeven spanning overeenkomt met de
netspanning.
Apparaten zoals deze, die gelijkstroom opwekken,
kunnen eenvoudige differentieelschakelaars beïn-
vloeden. Gebruik type F of hoger, met een uitscha-
kelstroom van max. 30 mA.
Zorg er voor de ingebruikneming van de
acculader voor dat de ventilatiesleuven vrij
zijn.Minimale afstand tot andere voorwerpen ong.
5 cm!
6.1
Zelftest
Na het plaatsen van de stekker gaan de
waarschuwings-led (4) en de bedrijfsindicator (3)
eventjes aan en draait de geïnstalleerde ventilator
enkele seconden lang.
14
6.2
Aan een muur bevestigen
Indien de acculader aan een muur moet worden
bevestigd, dient deze geschikt te zijn voor het
gewicht van de acculader inclusief accupack (ca.
25 kg in totaal).
Gebruik geschikt bevestigingsmateriaal.
7. Gebruik
7.1
Accupack laden
Accupack volledig, tot de aanslag op de
schuifbevestiging (2) schuiven.
De bedrijfs-LED (3) knippert.
Aanwijzing: Om bij Li-Ion-accupacks (met 12 V, 18
V en 36 V) de laadtoestand te laten weergeven
eerst het accupack uit de acculader halen en
vervolgens op de toets van het accupack drukken.
7.2
Conditieladen
Wanneer het laden is beëindigd, schakelt de
acculader automatisch over op conditieladen.
Het accupack kan in de acculader blijven zitten en
is zodoende altijd gereed voor gebruik.
De bedrijfs-LED (3) brandt continu.
8. Storing
8.1
Waarschuwings-LED (4) brandt continu
Accupack wordt niet opgeladen. Temperatuur te
hoog/te laag. Ligt de temperatuur van het accupack
tussen 0 °C en 50 °C, dan begint het laden
automatisch.
8.2
Waarschuwings-LED (4) knippert
• Accupack defect. Accupack direct uit de
acculader nemen.
• Accupack is niet goed op de schuifbevestiging
(2) geschoven. Zie hoofdstuk 7.1.
9. Reparatie
Reparaties aan de acculader mogen uitsluitend
uitgevoerd worden door een erkend
elektromonteur !
Wanneer de elektrische leiding van dit apparaat
wordt beschadigd, dient hij ter voorkoming van
risico's door de producent, diens klantenservice of
een soortgelijke gekwalificeerde persoon te worden
vervangen.