Gebruiksaanwijzing Virgo
FUNCTIES VAN DE ONDERDELEN:
Bedieningspaneel
Sleutelcontact (C)
- Draai de sleutel rechtsom om de scooter aan te zetten.
- Draai de sleutel naar links om de scooter uit te zetten.
Zet de scooter uit voordat u erop of eraf stapt. Schakel de scooter niet uit terwijl deze rijdt (behalve in noodge-
vallen). In beweging (behalve in noodgevallen), anders kan droog remmen optreden droog remmen.
Snelheidsregeling (D)
Het schildpadpictogram geeft een traag snelheidsniveau aan. Het hazenpictogram geeft een snel snelheidsniveau
aan.
Voordat u de scooter gaat gebruiken, selecteert u het langzame snelheidsniveau (draai het wiel in de richting van
het schildpadpictogram).
Verhoog de snelheid iets als u bergop rijdt en verlaag de snelheid als u bergaf rijdt hellingen naar beneden.
Hoorn(E)
Druk op de knop om de claxon te laten klinken als dat nodig is.
Indicator batterijniveau (F)
Onder deze indicator zijn er drie kleurbereiken: rood, geel en groen. Als het licht aan is en alle drie de kleuren zijn
alle drie de kleuren worden weergegeven, is de batterij volledig opgeladen. Als het lampje brandt, maar alleen
rood, of rode gebieden en gele gebieden toont, moet de batterij worden opgeladen. Laad de batterijen na elk
gebruik op. Controleer de accu-indicator voordat u de scooter weer gebruikt. Als de scooter een tijd niet wordt
gebruikt, kunnen de accu's leeg raken. Vergeet niet de batterijen minstens één keer per maand op te laden.
Haal de batterij niet uit elkaar, dit kan leiden tot persoonlijk letsel.
Waarschuwingslampje voor zelfdiagnose (G)
Geeft aan dat er een probleem is met de scooter.
Onder het bedieningspaneel
Versneller (H) (H1)
De zwarte hendels worden gebruikt voor vooruit en achteruit en zijn ambidexter. De rechter hendel (H) wordt ge-
bruikt voor De linker hendel (H1) wordt gebruikt om vooruit te gaan en de linker hendel (H1) om achteruit te gaan.
Blijf op een veilige afstand om gevaar te voorkomen.
Afstellen van het stuur (I):
U moet het stuur van de scooter omhoog brengen door de hendel (I) op te tillen die de pen ontkoppelt en drie
hoogtes heeft, U kunt het stuur aanpassen aan uw behoeften. Laat de hendel (I) los en zorg ervoor dat het stuur
volledig vastzit om de stuurkolom in positie te vergrendelen.
de stuurkolom in positie.
Onder de stoel
Draaihendel voor de stoel (K)
Achterste deel
Anti-tip wielen:
Deze worden gebruikt om te voorkomen dat de scooter omvalt.
STROOMONDERBREKER (L)/STROOMONDERBREKER (L1)
Als het circuitsysteem niet goed werkt of overbelast is, zal de stroomonderbreker automatisch de stroom uits-
chakelen om de veiligheid van de bestuurder te garanderen om de veiligheid van de bestuurder te garanderen.
Om de stroom te herstellen, drukt u op knop (L). Als u uw scooter wilt immobiliseren, is deze uitgerust met de
starthendel (L1) aan de achterzijde van de scooter.
FR
IT
EN
ES
DE
PT
NL
SWE
PL
DK