NL-6
Om de centrifuge na een run opnieuw te starten, moet het deksel eenmaal geopend of gesloten
worden (Als dit niet het geval is, knippert het woord 'E1' op het display), wat een ingebouwde
veiligheidsvoorziening is.
Alle hantering van vloeistoffen moet buiten de centrifuge gebeuren om morsen te voorkomen.
Voordat u de noodontgrendeling te gebruiken, moet u controleren of de rotor volledig is gestopt. U
kunt dit doen door te kijken door de doorkijkpoort op het deksel.
Gebruik de noodontgrendeling zoals beschreven in de handleiding om het deksel te openen als het
veiligheidsslot in werking is getreden.
Alle plaatsen van uitzwenkbare rotoren moeten emmers en rekken hebben.
ATTENTIE:
Controleer vóór elke run of de bevestigingsschroef goed is vastgezet.
Gebruik de centrifuge niet met rotoren of emmers die tekenen van corrosie of mechanische
schade vertonen. Niet gebruiken met sterk bijtende stoffen die de rotor, de emmers en de
materialen kunnen beschadigen.
Neem voor vragen contact op met de fabrikant!
4. ONDERHOUD
4.1 Onderhoud en schoonmaken
4.1.1 Algemene Zorg
Het onderhoud van de centrifuge beperkt zich tot het schoonhouden van de rotor, de rotorkamer en de
rotortoebehoren en tot het regelmatig smeren van de insteekbouten van een uitzwenkbare rotor (indien
beschikbaar).
Het geschiktste smeermiddel is High TEF-olie.
Smeermiddelen die Molycote en grafiet bevatten zijn niet toegestaan.
Let vooral op de geanodiseerde aluminium onderdelen. Het breken van rotoren kan zelfs door lichte
beschadigingen worden veroorzaakt.
Als rotoren, emmers of buizenrekken in aanraking komen met bijtende stoffen, moeten de betreffende
plekken zorgvuldig worden schoongemaakt.
Corrosieve stoffen zijn bijvoorbeeld: alkaliën, alkalische zeepoplossingen, alkalische aminen,
geconcentreerde zuren, oplossingen die zware metalen bevatten, watervrije gechloreerde oplosmiddelen
en zoutoplossingen, bijvoorbeeld zout water, fenol, gehalogeneerde koolwaterstoffen.
Schoonmaken – eenheden, rotoren, toebehoren:
Zet het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken of
ontsmetten. Giet geen vloeistoffen in de behuizing.
Spuit geen ontsmettingsmiddel op het apparaat.
Grondig schoonmaken heeft niet alleen zijn nut voor de hygiëne, maar ook om corrosie door
vervuiling te voorkomen.
Om beschadiging van geanodiseerde onderdelen zoals rotoren, reductieplaten enz. te voorkomen,
mogen voor het schoonmaken alleen pH-neutrale detergenten met een pH-waarde van 6-8 worden
gebruikt. Alkalische schoonmaakmiddelen (pH-waarde > 8) mogen niet worden gebruikt.
Na het schoonmaken moet u ervoor zorgen dat alle onderdelen goed worden gedroogd, hetzij met
TM
Frontier
2000-centrifuges