Houdt dit installatie-voorschrift toegankelijk
voor alle gebruikers .
Respecteer alle nationale regels tav installatie, be-
diening en service van de gasmeters .
1 Kenmerken
Turbinegasmeters zijn stromingsmeters . De gas-
stroom drijft het turbinewiel aan en de rotatie-
snelheid van het turbinewiel is proportioneel
met de lineaire snelheid van het gas . Deze om-
wentelingen worden mechanisch doorgegeven
aan het telwerk door een magnetische koppe-
ling .
Voor gedetaileerde informatie zie : Annex 1 .
2 Ontvangst van de MZ
2.1 Verpakking
Iedere meter, afhankelijk van het type,wordt ge-
leverd in een aparte doos of op een houten pal-
let . De verpakking bevat een contra connector
voor de geinstalleerde reedcontacten en olie in
geval dat een oliepomp geinstalleerd is .
2.2 Opslag Storage
Indien de meter niet direkt gebruikt wordt,moet
deze worden opgeslagen in een schone en
droge omgeving . De afsluitdoppen op inlaat en
uitlaatzijde van de meter dienen pas bij instal-
latie van de meter verwijderd te worden . Opslag
temperatuur: -40°C to +70°C
2.3 Behandeling
De meters moeten met zorg worden behandeld .
Ophijsen van de meter alleen met hijsbanden om
de „body" of aan de hijsogen .
34
3 Installatie
3.1 Algemene opmerkingen
Zie Annex 2 en PED informatie in Annex 6
• De standaard MZ is ontworpen voor het me-
ten van schone en niet aggressieve gassoorten .
Voor het meten van aggressieve gassen gaarne
contact opnemen met Itron voor informatie
over speciale uitvoeringen .
• Indien de meter is uitgevoerd met een
oliepomp,dient het oliereservoir aangepast te
zijn aan de meterpositie .
• (1) Voor installatie de meter controleren op
eventuele beschadigingen ,ontstaan tijdens
transport .
• (2) Niet lassen aan het leidingwerk bij een ge-
installeerde meter .
• (3) De meter moet ten allen tijde , spannings-
vrij geinstalleerd worden . De flenzen moeten
goed uitgelijnd worden . Het max . aanhaalmo-
ment van de bouten mag de in tabel vermelde
waarden niet overschrijden (Nm):
M16
M20
85
170
Bouten gelijkmatig , bij voorkeur ruislings, aan-
draaien .
• (4) Om de nauwkeurigheid te waarborgen,dient
de meter geinstalleerd te worden met een
recht inlaat pijpstuk van 3 DN .
• (5) Impulsgever aansluiting: Gasmeters wor-
den vaak geinstalleerd in gebieden met een
gasrisiko . Daarom moet de elektrische verbin-
ding met de gasmeter Ex gemarkeerd zijn of
voldoen aan een gelijkwaardige toelating . De
connectoraansluiting en de pulswaardes staan
op de telwerkplaat .