• Meet de verschillen tussen de markeringen.
• Indien het verschil tussen de markeringen 6,5 mm
of minder bedraagt, dan is de machine correct
gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer
dan 6,5 mm bedraagt, dan dient de machine te
worden nagekeken.
Test voor waterpas uitlijnen (fig. F)
• Plaats de machine in een ruimte met twee verticale
vlakken die tenminste 7 m van elkaar verwijderd
zijn. Plaats de machine zodanig dat de voor- en
achterkant naar de verticale oppervlakken zijn
gericht.
• Plaats de machine ongeveer 8 cm van de muur,
gemeten vanaf de voorkant van de machine.
Maak de machine indien nodig waterpas.
Markeer het middelpunt van de laseropening
(omhoog) (13) op de vloer.
• Schakel de machine in.
• Markeer het middelpunt van de laserstraal (voor)
(14) op de muur.
• Schakel de machine uit en draai deze 180°.
Breng de laseropening (omhoog) op een lijn met
de markering op de vloer (13). Maak de machine
indien nodig waterpas.
• Schakel de machine in. Markeer het middelpunt
van de laserstraal (voor) (15) op de
tegenovergelegen muur. Schakel de machine uit.
• Verplaats de machine in een rechte lijn naar de
tegenovergelegen muur.
• Plaats de machine ongeveer 8 cm van de
tegenovergelegen muur, gemeten vanaf de
voorkant van de machine. Maak de machine
indien nodig waterpas. Markeer het middelpunt
van de laseropening (omhoog) (16) op de vloer.
• Schakel de machine in. Breng de laserstraal (voor)
op een lijn met de markering op de muur (15).
• Schakel de machine uit en draai deze 180°.
Breng de laseropening (omhoog) op een lijn met
de markering op de vloer (16). Maak de machine
indien nodig waterpas.
• Schakel de machine in. Markeer het middelpunt
van de laserstraal (voor) (17) op de eerste muur.
Schakel de machine uit.
• Meet de verticale verschillen tussen de
markeringen (14 & 17).
All manuals and user guides at all-guides.com
• Indien het verschil tussen de markeringen 4 mm
of minder bedraagt, dan is de machine correct
gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer
dan 4 mm bedraagt, dan dient de machine te
worden nagekeken.
Test voor hoeken uitlijnen (fig. H1 - H3)
• Plaats de machine in een ruimte van tenminste
10 m bij 5 m. Plaats de machine zodanig dat de
voor- en achterkant naar de korte muren zijn
gericht.
• Plaats de machine ongeveer 10 cm van de muur,
gemeten vanaf de voorkant van de machine.
Maak de machine indien nodig waterpas.
Markeer het middelpunt van de laseropening
(omhoog) (18) op de vloer.
• Schakel de machine in. Markeer het middelpunt
van de laserstraal (voor) (19) op de
tegenovergelegen muur.
• Bepaal de positie van de laserstraal (voor)
halverwege tussen de korte muren met behulp
van een referentiepunt. Plaats deze markering
(20) op de vloer. Schakel de machine uit.
• Verplaats de machine in een rechte lijn naar de
markering op de vloer (20).
• Breng de laseropening (omhoog) op een lijn met
de markering op de vloer (20). Maak de machine
indien nodig waterpas.
• Schakel de machine in. Breng de laserstraal (voor)
op een lijn met de markering op de muur (19).
• Markeer het middelpunt van de laserstraal
(zijkant) (21) op de lange muur.
• Schakel de machine uit en draai deze 90°
rechtsom.
• Breng de laseropening (omhoog) op een lijn met
de markering op de vloer (20). Maak de machine
indien nodig waterpas.
• Schakel de machine in. Breng de laserstraal (voor)
op een lijn met de markering op de muur (21).
• Bepaal met behulp van een referentiepunt de
positie van de laserstraal (zijkant) op de korte
muur die parallel aan het startpunt (18) staat.
Plaats deze markering (22) op de vloer.
Schakel de machine uit.
• Meet de verschillen tussen de markeringen
(18 & 22).
N E D E R L A N D S
51