1
1.1
Beschrijving
1.2
Gebruiksdoel
Mogelijk verkeerd
gebruik
1.3
Omgeving
GEVAAR
NA320/24/32, Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
Algemene introductie
Deze aanwijzingen dienen om beheerders en gebruikers van het instrument in staat te
stellen om tijdig op eventuele gebruiksgevaren in te spelen en zo mogelijk te
vermijden.
De beheerder moet er op toezien, dat alle gebruikers deze aanwijzingen begrijpen en
opvolgen.
Definities voor gebruik
• Optische hoogtelezingen.
• Optische afstandmeting door boven/onderdraad aflezing.
• Gebruik van het instrument zonder de noodzakelijke instructie.
• Toepassing buiten de gebruiksgrenzen.
• Het onklaar maken van veiligheidsvoorzieningen.
• Het verwijderen van waarschuwingsstickers.
• Openen van het instrument met gereedschap (schroevendraaier, enz.), tenzij dit
nadrukkelijk is toegestaan voor bepaalde functies.
• Modificatie of aanpassing van het instrument.
• Gebruik na ontvreemding.
• Gebruik van instrumenten met duidelijk zichtbare schade of defecten.
• Gebruik van accessoires van andere fabrikanten zonder de nadrukkelijke toestem-
ming vooraf van Leica Geosystems.
• Direct in de zon richten.
• Onvoldoende veiligheidsmaatregelen op de werklocatie.
Beperkingen in het gebruik
Geschikt voor gebruik in atmosferen bestemd voor permanente menselijke bewoning;
niet geschikt voor gebruik in een agressieve of explosieve omgeving.
Alvorens te gaan werken in een gevaarlijke explosieve omgeving, of vlak bij elektrische
installaties of dergelijke situaties, moet de beheerder de plaatselijke veiligheidsautori-
teiten en experts raadplegen.
nl
4