•
Voor het beste maairesultaat moet het maaidek
in de breedte en in de lengte zijn
uitgebalanceerd. Controleer of de banden correct
zijn opgepompt voor een uitgebalanceerd
maaidek.
•
Controleer het maaidek en de aandrijfriemen
goed. Controleer of de riemen correct om de
poelies en het binnenste deel van alle
riemhouders lopen.
•
Bekijk de elektrische bedrading goed. Controleer
of alle draden en aansluitingen veilig zijn.
•
Zorg dat de vrijloopregeling in de stand
"Transmissie ingeschakeld" staat. Zie
op pagina 131 .
•
Zorg ervoor dat de motorolie het juiste peil heeft.
Inleiding
WAARSCHUWING:
het hoofdstuk over veiligheid hebt
gelezen en begrepen voordat u het
product gebruikt.
Brandstof bijvullen
WAARSCHUWING:
uiterst ontvlambaar. Wees voorzichtig en
vul buitenshuis brandstof bij. Zie
Brandstofveiligheid op pagina 100 .
OPGELET:
type brandstof. Een verkeerd type
brandstof kan schade aan het product
veroorzaken.
•
Gebruik benzine van het juiste type. Zie
Technische gegevens op pagina 132 . Raadpleeg
voor meer informatie over de brandstof de
motorhandleiding die door de motorfabrikant is
geleverd.
•
Controleer het brandstofniveau voorafgaand aan
elk gebruik en vul bij indien nodig.
•
Vul de brandstoftank nooit volledig. Zorg ervoor
dat er minimaal 2,5 cm ruimte overblijft.
Product starten
Voordat u het product inschakelt
WAARSCHUWING:
het product gebruikt, moet u de
veiligheids- en bedieningsinstructies
zorgvuldig lezen en begrijpen.
1. Controleer het motoroliepeil. Zie
motoroliepeil controleren op pagina 124 .
108
Transport
Werking
Zorg dat u
Benzine is
Gebruik altijd het juiste
Voordat u
Het
•
Zorg ervoor dat de tank is gevuld met het juiste
type brandstof.
•
Zorg ervoor dat u bekend bent met de locatie en
functie van alle bedieningselementen.
•
Zorg ervoor dat het remsysteem veilig
functioneert.
•
Zorg ervoor dat de dodemansregeling (OPC) en
het achteruitrijsysteem (ROS) correct werken.
De dodemanshandgreep (OPC) controleren
Zie
op pagina 99 en Het Reverse Operating System
(ROS) controleren op pagina 99 .
•
Verwijder vóór het eerste gebruik alle lucht uit de
Lucht uit de transmissie
transmissie. Zie
verwijderen op pagina 126 .
2. Vul de brandstoftank met brandstof. Zie
Brandstof bijvullen op pagina 108 .
3. Schakel de vrijloopmodus uit. Zie
de vrijloopmodus zetten op pagina 113 .
4. Zet de stoel in de werkstand en ga zitten.
5. Schakel de parkeerrem in. Zie
en uitschakelen op pagina 110 .
6. Controleer of het maaidek is ontkoppeld. Zie
maaidek inschakelen en ontkoppelen op pagina
111 .
Warme motor starten
1. Ga op de stoel zitten.
2. Controleer of het maaidek is ontkoppeld. Zie
maaidek inschakelen en ontkoppelen op pagina
111 .
3. Zet het maaidek in de transportstand. Zie
maaidek in de transportstand of maaistand
zetten op pagina 109 .
4. Zet de gashendel in de snelle stand.
5. Houd het rempedaal volledig ingetrapt.
6. Steek de contactsleutel in het contact.
7. Draai de contactsleutel in de stand "START" en
laat de contactsleutel los wanneer de motor start.
OPGELET:
bij het starten niet langer dan 15
seconden per minuut draaien.
Het product in
De parkeerrem in-
Het
Het
Het
Laat de startmotor
1706 - 002 - 11.10.2021