4. WERKING TIJDENS HET LADEN
N.B.: Controleer voor het laden of de capaciteit van de
accu (Ah) die moet worden opgeladen niet lager is dan de
capaciteit die staat aangegeven op het serieplaatje van de
acculader (Cmin). De instructies precies in de hieronder
aangegeven volgorde uitvoeren.
4.1 DE ACCU VOORBEREIDEN
Als de op te laden accu van het type WET is, ga dan als volgt
te werk:
- Verwijder de doppen van de accu's (indien aanwezig),
zodat de gassen die worden geproduceerd tijdens het
laden naar buiten kunnen. Controleer of het elektrolytpeil
de accuplaatjes bedekt; als deze bloot liggen, gedestilleerd
water toevoegen totdat ze 5 10 mm onder staan.
OPGELET! WEES ZEER VOORZICHTIG TIJDENS DEZE
HANDELING OMDAT ELEKTROLYT EEN STERK
CORROSIEF ZUUR IS.
4.2 AANSLUITING ACCULADER/ACCU
- Controleer of de stekker van de voedingskabel uit het
stopcontact is gehaald.
- De rode laadklem verbinden met de positieve klem van de
accu (symbool +). Als de symbolen niet te onderscheiden
zijn, onthoud dan dat de positieve klem de klem is die niet is
aangesloten op het chassis van het voertuig.
- De zwarte laadklem aansluiten op het chassis van het
voertuig, ver weg van de accu en de brandstofleiding.
LET OP: als de accu niet in het voertuig is geïnstalleerd,
direct aansluiten op de negatieve klem van de accu
(symbool -).
4.3 GELIJKTIJDIG MEERDERE ACCU'S LADEN
Als u tegelijkertijd meerdere accu's moet opladen, kunt u deze
in "serie" of "parallel" verbinden.
OPGELET: In beide gevallen moeten alle gebruikte
accu's van hetzelfde type zijn: hetzelfde vermogen
(Ah), dezelfde koude startstroom (CCA) en
dezelfde nominale spanning (Volt).
Serie
Om de accu's in "serie" te schakelen, moeten ze hetzelfde
vermogen (Ah) hebben en moet de som van de nominale
spanningen
van
alle
uitgangsspanning uit de acculader.
Parallel
Om de accu's "parallel" te verbinden, moeten ze dezelfde
nominale spanning (Volt) hebben, die overeenkomt met de
accu's
overeenkomen
uitgangsspanning uit de acculader en moet de som van de Ah's
binnen het laadbereik van de acculader liggen.
4.4 EINDE LADEN
- De voeding van de acculader loskoppelen door de stekker
van de voedingskabel uit het stopcontact te halen.
- De zwarte laadklem loskoppelen van het chassis van het
voertuig of van de negatieve klem van de accu (symbool -).
- De rode laadklem loskoppelen van de positieve klem van de
accu (symbool +).
- De acculader op een droge plaats neerzetten.
- De accucellen sluiten met de speciale doppen (indien
aanwezig).
5. NUTTIGE TIPS
- Verwijder eventuele roestplekken van de positieve en
negatieve klem zodat de klemmen goed contact blijven
maken.
- Als de accu waarmee u deze acculader wilt gebruiken
permanent in het voertuig is geïnstalleerd, raadpleeg dan ook
het gedeelte "ELEKTRISCHE INSTALLATIE" of "ONDERHOUD"
van de instructie- en/of onderhoudshandleiding van het
voertuig.
met
de
- 20 -