Werken met het apparaat
Diagnose
7.2
Diagnose
7.2.1 Voertuigdiagnose voorbereiden
De eerste vereiste voor een correcte voertuigdiagnose is de keuze van het juiste voertuig. Om deze keuze te
vergemakkelijken biedt het apparaat u meerdere selectiehulpen, bijv. de inbouwplaats van de diagnose-aansluiting en
de voertuigidentificatie met behulp van VIN.
In het hoofdmenu >Diagnose< kunnen de hierna genoemde ECU-functies worden uitgevoerd:
•
Foutcode-lezen
•
Parameter-lezen
•
Actuatortest
•
Service-reset
•
Basisinstelling
•
Codering
•
Testfunctie
Ga ter voorbereiding van een voertuigdiagnose als volgt te werk:
1. In het hoofdmenu >Voertuigselectie< het gewenste voertuig selecteren.
2. Selecteer in het hoofdmenu >Diagnose<.
VOORZICHTIG
Losraken van de DT VCI bij bediening van de koppeling
Letselgevaar/gevaar van materiële schade
Ga vóór het starten als volgt te werk:
1. Trek parkeerrem aan.
2. Schakel versnelling in neutrale stand.
3. Let op info- en instructievenster.
BELANGRIJK
Kortsluiting en spanningspieken bij aansluiting van de DT VCI
Gevaar van vernieling van voertuigelektronica.
Schakel het voertuigcontact uit vóór het aansluiten van de DT VCI in het voertuig.
3. Steek de DT VCI in de diagnose-aansluiting van het voertuig.
Beide leds van de DT VCI knipperen. DT VCI is operationeel.
Nu kan het type diagnose worden geselecteerd.
7.2.2 Diagnose uitvoeren
Ga voor het uitvoeren van de diagnose als volgt te werk:
1. In het hoofdmenu >Voertuigselectie< het gewenste voertuig selecteren.
mega macs 56
NL
133