•
Luchtslangen hebben een minimale effectieve werkdruk van 150% van de maximale druk die in het sys-
teem wordt geproduceerd of 10 bar, de hoogste van de twee.
•
Luchtslangen moeten oliebestendig zijn, een slijtvaste buitenzijde hebben en gewapend zijn als de kans
bestaat dat de slang beschadigt als gevolg van de bedrijfsomstandigheden.
•
Alle luchtslangen MOETEN een minimale diameter hebben van 6,4 millimeter.
•
Controleer op olielekkages. Beschadigde slangen en koppelingen moeten worden vervangen door nieuwe
onderdelen.
•
Als er geen filter op de drukregelaar zit, moet u de luchttoevoer ontluchten en zo opgehoopt vuil of water
verwijderen, voordat u de luchtslang aansluit op het gereedschap.
3.3 WERKINGSPRINCIPE
LET OP - DE JUISTE AANVOERDRUK IS BELANGRIJK VOOR EEN GOEDE WERKING VAN HET GEREEDSCHAP.
VERKEERDE DRUK KAN LEIDEN TOT PERSOONLIJK LETSEL OF BESCHADIGING VAN HET GEREEDSCHAP.
DE AANVOERDRUK MAG NIET HOGER ZIJN DAN DE DRUK DIE GENOEMD BIJ DE SPECIFICATIES VOOR
HET PLAATSEN VAN HET GEREEDSCHAP
Vetgedrukte artikelnummers verwijzen naar de onderdelen in afbeelding 1 & 2 en de tabellen op pagina 11.
Wanneer de luchtslang op het gereedschap is aangesloten, kan de cyclus van het aantrekken en van het terug-
trekken van het gereedschap worden uitgevoerd door de schakelaar (6) in de handgreep in te drukken en los
te laten.
•
De luchttoevoer is niet aangesloten.
•
Sluit het juiste neusstuk aan zoals wordt beschreven op pagina 10 & 12.
•
Sluit de pneumatische slang aan op het aan/uit-ventiel (7).
•
Sluit de luchtslang aan op de luchttoevoer.
•
Schakel de luchttoevoer van het gereedschap in door het aan/uit-ventiel (7) in de aan positie te schuiven.
•
Het gereedschap is nu voorzien van lucht en het afzuigsysteem treed in werking.
•
Duw een aantal keer op de schakelaar (6) om de volledige slag van het gereedschap te controleren. Obser-
veer de werking van het gereedschap. Controleer het gereedschap op vloeistof- en/of luchtlekkages.
NEDERLANDS
9