Installatie-En Onderhoudsinstructies - Asco 551 Serie Instrucciones De Puesta En Marcha Y Mantenimiento

Ocultar thumbs Ver también para 551 Serie:
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 4

INSTALLATIE-EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Monostabiele magneetventielen serie 551 voor veiligheidstoepassingen
Aluminium, messing of roestvrij staal, ¼" getapt - NAMUR-
aansluitpatroon volgens IEC norm 61508 (SIL goedkeuring)
BESCHRIJVING VAN DE GOEDKEURING
Versies waarop de goedkeuring betrekking heeft:
Alleen serie 551, aluminium, messing of roestvrij staal, monostabiel
(veerretour), 3/2 NG (normaal gesloten) functie of 5/2, versie geïso-
leerd van de buitenatmosfeer. Versies met handmatige terugstelling
of met handmatige terugstelling van het impulstype:
- met ¼" getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm. (Sluit
de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De "hermetisch
afgedichte" constructie is niet geschikt als "verdeelfunctie" of
voor gebruik in NO functie. Speciale uitvoeringen op aanvraag).
- met een adapterplaatfl ens van het type Namur in overeenstem-
ming met de aanbeveling, waarmee directe montage mogelijk is op een
enkel- (functie 3/2 NC) of dubbelwerkende (functie 5/2) pneumatische
actuator, kan een enkele schuifverdeler op twee soorten bediening wor-
den ingesteld door het geleverde onderste deel van de interfaceplaat te
installeren 3/2 NC - 5/2 (Fig. 13a en 13b, onderdeel 1a, en 1b.). (Sluit
de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De "hermetisch
afgedichte" constructie is niet geschikt voor gebruik in NO functie.
Speciale uitvoeringen op aanvraag).
Het gebruik van enig ander product is verboden en dit gebruik valt
niet onder deze goedkeuring.
IEC norm 61508 beschrijft een reeks algehele vereisten voor
iedere fase in de levenscyclus van een veiligheidssysteem.
Uit de betrouwbaarheidsanalyse die is uitgevoerd door de TÜV is ge-
bleken dat deze verdelers en elektroverdelers kunnen worden gebruikt
in een veiligheidsbeleidssysteem (SRS) tot en met niveau SIL 2 met
een HFT = 0 en tot en met niveau SIL 3 met een HFT = 1 waarbij het
vereiste HFT-niveau gebaseerd is op route 2H conform de norm CEI
61508-2 : 2010.
De samenvatting van de testresultaten en de betrouwbaarheidsgegevens
vindt u op bladzijde 34 en 35 van dit document. Voor de installatie, het
onderhoud, het testen en de inbedrijfstelling van deze afsluiters, raden
wij aan het veiligheidshandboek (V9629) te gebruiken dat beschikbaar
is op de internetsite 'www.asconumatics.eu'.
Alle aanwijzingen en voorschriften in de algemene installatie- en onder-
houdsinstructies vormen de basis van de bovengenoemde documenten.
Om de betrouwbaarheid te garanderen dient tevens te worden voldaan
aan alle aanvullende voorschriften die hierna worden genoemd.
- Sluit de buizen voor de vereiste functies aan volgens deze documentatie
en de aansluitmarkeringen op het product.
- Zorg ervoor dat er geen vreemde materie in het circuit komt om te
voorkomen dat de ventielwerking geblokkeerd raakt. Beperk het gebruik
van afdichttape of afdichtmateriaal tot een minimum.
- Deze ventielen zijn bedoeld voor gebruik met schone en droge lucht
of inert gas. Aanbevolen minimumfi ltratie: 50 micron. Het dauwpunt van
de gebruikte vloeistof
at the atmospheric pressure
dient minstens
-20°C (36°) onder de minimumtemperatuur te liggen waaraan de vloei-
stof blootgesteld kan worden. Indien gesmeerde lucht wordt gebruikt,
dient het smeermiddel compatibel te zijn met de gebruikte elastomeren.
Instrumentlucht in overeenstemming met ANSI/ISA norm S7.3 (1975)
overschrijdt de benodigde vereisten en is daardoor een aanvaardbare
vloeistof voor deze ventielen.
- Alle uitlaatporten van de ventielen en stuurventielen dienen beschermd
te zijn met de roestvrijstalen uitlaatbeschermers die bij het product
worden geleverd (zie ref. 3). In geval van gebruik in een buisaansluiting,
dienen de ventielen te worden beschermd met (een) geschikt fi lter(s).
Sluit deze uitlaatbeschermers aan op poort 3 (3/2 NC) of de poorten
3 - 5 (5/2) van de ventielen. De betrouwbaarheid van het ventiel kan
niet worden gegarandeerd als een andere uitlaatbeschermer wordt
gebruikt dan de meegeleverde uitlaatbeschermer. Neem in geval van
problemen contact op met ASCO Numatics of een van de erkende
vertegenwoordigers.
- Maximale werkdruk:
- 2 tot 10,4 bar
- 2 tot 8 bar (PISC/PISCIS/CFSCIS/CFSDIS/CFVTIS/195-LISC)
In geval van een product dat is uitgerust met een handmatige
bediening met vergrendeling, wordt de veiligheidsfunctie
van het product niet langer gegarandeerd wanneer deze
geactiveerd is. Vergeet niet deze te ontgrendelen om het
product in de veiligheidsconfi guratie terug te brengen.
3/2 NC
5/2
BESCHRIJVING
ATEX -versies: Zie "Speciale voorwaarden voor veilig gebruik".
Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwendige delen
van de verdeler zijn geïsoleerd van de buitenlucht, om bescherming te
bieden in elke schadelijke omgeving. Aangezien alle uitlaatopeningen
kanaliseerbaar zijn, staan deze garant voor een betere bescherming
van de omgeving, waardoor deze speciaal worden aanbevolen voor
installaties in een gevoelige omgeving zoals stofvrije ruimten, de far-
maceutische industrie en de voedingsmiddelenindustrie.
Het is noodzakelijk om de uitlaten te kanaliseren of aan te passen om
de interne componenten van de elektrische verdeler en de pneuma-
tische bekrachtiger te beschermen bij gebruik in de buitenlucht of in
een veeleisende omgeving (stof, vloeistoffen et cetera).
SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK
ATEX -versies: De afsluiter moet worden geaardd (zie. F).
Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslagtempera-
tuur: -40 C tot +70°C ; relatieve vochtigheid: 95 %
Bewaar het schuifventiel in zijn originele verpakking zolang u hem
niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten en over
de magneetkoppen zitten.
Omgevingstemperatuur: -40°C (-25°C, versie met geïntegreerde stuur-
automaat) tot +60°C (+80°C, 551, roestvast staal).
De maximale temperatuur van het medium mag de omgevingstem-
peratuur niet overschrijden.
Na opslag bij een lage temperatuur dienen de verdelers geleidelijk
aan op gebruikstemperatuur te worden gebracht voordat deze
onder druk worden gezet.
De elektrische schuifventielen zijn ontworpen voor toepassingen zoals
vermeld op het naamplaatje. Zonder voorafgaande toestemming van
de fabrikant of zijn vertegenwoordiger, mag geen enkele wijziging aan
het product worden aangebracht. Deze elektrische verdelers werken
op gefi lterde lucht of neutrale gassen. De maximaal toelaatbare druk
van de verdeler (= 8/10 bar) mag niet worden overschreden.
De installatie en het onderhoud van de verdeler mogen alleen worden
uitgevoerd door gespecialiseerd personeel.
• Standaard pneumatisch bediende versies IP67 of versies voor gebruik
in een explosiegevaarlijke omgeving die wordt veroorzaakt door gassen,
dampen, mist of stof volgens de ATEX Richtlijn. (De zoneclassifi catie
voor deze versie staat op het ATEX-etiket, ref. E2).
E2/Beschermingsgraad: II 2GD IIC X Ta 60 °C T85°C (T6)
Conformiteit met de Fundamentele gezondheidsvoorschriften en vei-
ligheidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met de Europese
normen EN 13463-1.
• Elektropneumatisch bediende versies met magneetkoppen:
- IP 65 afdichting of
- gecertifi ceerd voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving volgens
ATEX Richtlijn.
• Versie met geïntegreerde stuurautomaat, standaard IP65, of voor
gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving II 3D IP65 of ATEX/
IECEx Ex m, em.
• Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat, standaard
IP65 of voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving II 3D IP65
of ATEX/IECEx Ex d, m, em, ia.
• Versies met stuurautomaten met CNOMO E06.05.80 (grootte 30) of
CNOMO E06.36.120N (grootte 15) montageplaat, standaard IP65 of
montageplaten van stuurautomaten voor gebruik in explosiegevaarlijke
omgeving volgens ATEX Ex d of Ex ia.
Let op (CNOMO-stuurautomaten): De plaatsing van de verdelers
in zones (ATEX 1999/92/EC) wordt in de eerste plaats gedefi nieerd
door de vermeldingen op het etiket (ref. E2) op de behuizing van
iedere verdeler.
II 2GD IIC X Ta 60 °C T85°C (T6)
E2/Beschermingsgraad:
Neem bij het monteren van dit product op een stuurklep volgens ATEX
de minst gunstige categorie, maximale werkdruk en temperatuur in
acht. Conformiteit met de Fundamentele gezondheidsvoorschriften
en veiligheidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met de
Europese normen EN 13463-1.
De montagerichting voor de stuurautomaten zoals aangeduid in
fi guur 4/5/6/7/8/9/14/15/16/17/18/19/21/22/23/24 en de vermelde aan-
haalkoppels dienen in acht te worden genomen. Voor magneetkoppen
en stuurautomaten volgens ATEX dienen de gebruiksinstructies die
gegeven worden in de specifi eke installatie-instructies die met het
product worden geleverd strikt te worden opgevolgd.
12
Monostabiele magneetventielen serie 551 voor veiligheidstoepassingen
NL
MONTAGE
ATEX -versies: Zorg ervoor dat alle metalen of geleidende onderdelen
altijd onderling worden aangesloten en geaard zijn. De verdelerbehuizing
is geaard met de bevestigingsschroef (ref. F).
De elektrische schuifventielen kunnen in iedere positie worden gemonteerd.
Versies met getapte poort 1/4 (fi g. 3):
Monteer de verdeler met behulp van twee schroeven (ref.F) (niet mee-
geleverd).
Versies met NAMUR-aansluitpatroon (fi g. 13a, 13b):
Voordat het schuifventiel op de actuator gemonteerd wordt moet de
gewenste functie gekozen worden:
- Selecteer de interfaceplaat en de stand naargelang de gewenste functie
3/2 NC of 5/2 (onderdeel 1a of 1b).
- Zorg dat de tussenplaat op de juiste wijze voorzien is van de geprofi -
leerde afdichting (pos. 7).
- Zorg dat de tussenplaat met behulp van de 2 meegeleverde schroe-
ven (pos. 8) correct gemonteerd wordt: de functie indicatie moet zich
bevinden aan de retour zijde (codering).
- Plaats de 2 O-ringen (pos.9).
- Plaats, indien nodig, de positioneerstift op de actuator:
• 3/2 plaatstand bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A1.
• 5/2 plaatstand bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A2.
PNEUMATISCHE AANSLUITING (fi g. 3 en 13a, 13b)
Afhankelijk van de versie (3/2 NC of 5/2), dienen een of twee roest-
vrijstalen uitlaatbeschermers te worden gebruikt, die bij ieder product
geleverd worden.
• Aansluiting van de sturing pneumatische versie: G 1/8 of NPT 1/8.
• Aansluiting van de stuuruitlaten
Mogelijkheid om de uitlaten op te vangen van de versie met ingebouwde
stuurautomaat:
- Verwijder de plastic beschermdop
- Sluit de uitlaatopening ØM5 aan
• Handmatige terugstelling
Afhankelijk van de versie, worden de producten geleverd zonder
handmatige terugstelling of met handmatige terugstelling van het
impulstype om te werken zonder stroom. De handmatige terugstelling
wordt aangegeven met het symbool ( ).
• Algemene aanbevelingen voor pneumatische aansluiting
Sluit de leidingen aan volgens de gewenste functies, aan de hand van
de merktekens van de openingen die op het product zelf en in deze
documentatie staan aangeduid.
Zorg ervoor dat geen vreemde deeltjes kunnen binnendringen in de
kring. De leidingen moeten correct worden ondersteund en uitgelijnd,
om elke mechanische spanning op de verdeler te vermijden. Bij het
vastschroeven mag het toestel niet als hefboom worden gebruikt.
Plaats de schroefsleutels zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt. Om
elke beschadiging te voorkomen, de leidingaansluitingen NIET TE
VAST DRAAIEN.
• Versies met getapte poort 1/4 (fi g. 3):
• Aansluiting van de elektrische verdeler:
Sluit de leidingen aan op basis van de aanduidingen op het etiket.
- Werking 3/2 NF:
Drukinlaat via opening 1 (1/4). Gebruik via opening 2. Uitlaat via
opening 3 (1/4).
- Werking 5/2:
Drukinlaat via 1. Gebruik via de openingen 2 en 4.
De uitlaten worden naar de openingen 3 en 5 geleid.
• Versie met NAMUR-aansluitpatroon (fi g. 13a, 3b):
• Aansluiting van de elektrische verdeler:
Sluit de leidingen aan op basis van de aanduidingen op het etiket.
- Werking 3/2 NF:
Drukinlaat via opening 1 (1/4). Gebruik via opening 2. Uitlaat via
opening 3 (1/8).
De uitlaat van de kamers van de terugstelveren van de bekrachtiger
met enkelvoudige werking wordt via de verdeler naar de aansluit-
opening 3 gekanaliseerd. Het wordt aangeraden opening 5 (niet
gebruikt) te beschermen, maar niet af te sluiten
- Werking 5/2:
Drukinlaat via 1. Gebruik via de openingen 2 en 4.
De uitlaten worden naar de openingen 3 en 5 geleid.
523909-001
INSTALLATIE-EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Aluminium, messing of roestvrij staal, ¼" getapt - NAMUR
aansluitpatroon volgens IEC norm 61508 (SIL goedkeuring)
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Voordat men aan het werk begint moeten alle spanningvoerende
delen spanningsloos worden gemaakt.
Alle schroefaansluitingen moeten vóór inbedrijf-stelling tot het ges-
chikte aandraaimoment worden vastgedraaid.
Maak de verbinding met de aarde voor versies > 48 V.
• Hermetisch gesloten versie IP65 met geïntegreerde stuurautomaat
(fi g. 3):
Spoel op de buis passen (360° draaibaar) en vervolgens:
Serie 551: de afneembare connector voor kabeldiameter 6-8 mm, 180º
draaibaar (3 pennen : 2 + massa).
• Versie met magneetkoppen met ASCO-aansluitpatroon:
Zie de aanvullende installatie-instructies die worden geleverd met
iedere magneetkop.
• Versie met CNOMO-montageplaat:
Zie de aanvullende installatie-instructies die worden geleverd met
ieder stuurventiel.
• Algemene instructies voor de elektrische aansluiting:
De elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vakman en in
overeenstemming met de geldende voorschriften of normen.
Let op:
- Afhankelijk van hun spanning moeten de elektrische onderdelen
voorzien worden van een aarding die beantwoordt aan de plaatselijke
voorschriften of normen.
De meeste schuiven zijn uitgerust met spoelen voor continubedrijf. Om
elk risico op lichamelijk letsel of materiële schade te voorkomen, dient
men aanraking van de magneetkop te vermijden, omdat die bij normale
werking heet kan worden. Wanneer de elektrische schuifafsluiter makkelijk
bereikbaar is, moet de installateur een magneetkopbescherming voorzien.
Voor alle onderhoudswerkzaamheden en inwerkingstellingen
moet de voeding van de elektrische verdeler worden afgekoppeld,
de druk afgelaten en de verdeler worden schoongeblazen om elk
risico op lichamelijk letsel of materiële schade uit te sluiten.
ATEX-versies: neem alle voorschriften conform de Europese richtlijn
99/92/EG en de hiervan afgeleide normen strikt in acht.
• Reiniging
Het onderhoud van de elektrische verdelers verschilt naargelang hun
bedrijfsomstandigheden. Deze dienen regelmatig te worden gereinigd.
Tijdens de ingreep moeten de onderdelen grondig worden nagekeken
op sporen van overmatige slijtage. Een reinigingsbeurt is nodig wan-
neer een vertraging van het werkritme wordt vastgesteld terwijl de
stuurdruk correct is, of wanneer een abnormaal geluid of lek wordt
waargenomen.
• Geluidsniveau
De gebruiker kan pas nauwkeurig het geluidsniveau vaststellen nadat
hij het onderdeel op de installatie heeft gemonteerd. Het geluidsniveau
verschilt naargelang het gebruik, de vloeistof en het soort materiaal.
• Preventief onderhoud
- Laat de elektrische verdeler minstens eenmaal per maand werken
om te controleren of hij goed opent en sluit.
- In geval van problemen tijdens montage of onderhoud, of bij twijfel,
kunt u contact opnemen met ASCO Numatics of zijn offi ciële verte-
genwoordigers.
• Storingsverhelping
- Uitlaatdruk is niet goed : Controleer de druk aan de inlaatzijde van de
elektrische verdeler, deze moet overeenstemmen met de toegelaten
waarden vermeld op het etiket.
Let op, neem de minimumwaarden voor de stuurdruk in acht : 2 bar
Om elk risico op lichamelijk letsel of materiële schade te voorkomen,
dient men na te gaan of de elektrische verdeler correct functioneert
alvorens deze opnieuw in bedrijf te stellen.
• Verv-angen
De spoel is verkrijgbaar als reserveonderdeel.
Indien nodig, de hele elektrische verdeler vervangen.
13
3/2 NC
NL
5/2
ONDERHOUD
523909-001
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido