HOOFDSTUK 3 - GEBRUIK EN AFSTELLINGEN
OPGELET
De
afstell ing en
diene n
uitgeschakelde machine en zonder
stroomspanning
uitgevoerd
worden.
3-1 HOOGTEAFSTELLING
Om het aanvoerapparaat in de hoogte
af te stellen, dient men rekening te
houden met het te snijden deel (zie
Fig.12). Men moet de wielen op
ongeveer 3-5 mm lager positioneren
dan het te siepe vlak, zodat deze altijd
stevig vast wordt gepakt;
het ophangingsysteem compenseert
steeds de eventuele hoogteverschillen
bij
die zich zouden kunnen voordoen.
te
3-2 INCLINATIEAFSTELLING
Het aanvoerapparaat werd gepland om
op meerdere machines te kunnen
gebruikt worden. Maar om te
verzekeren dat het deel zich parallel
met de geleider-winkelhaak beweegt,
dient het aanvoerapparaat lichtjes
geneigd t.o.z. van de translatierichting
van het deel geplaatst te worden (zie
Fig.13).
A = B +5/6 mm
Fig.13
Fig.12
Voor
bewerkingen
waarbij
aanvoerapparaat gebruikt wordt in de
"verticale positie" moeten we er dus
voor zorgen dat de afstand (B) tussen
de rol aan de uitgang en de
winkelhaak 5-6 mm kleiner is dan die
van de rol aan de ingang (A).
Voor
bewerkingen
waarbij
aanvoerapparaat gebruikt wordt in de
"horizontale positie" (Fig.14) moeten
we er voor zorgen dat de afstand (B)
tussen de rol aan de uitgang en het
vlak van de bewerkingsmachine 5-6
mm kleiner is dan de afstand (A), dit is
de afstand tussen de rol aan de
ingang
en
het
vlak
bewerkingsmachine.
Fig.14
A = B +5/6 mm
het
het
PT
NL
van
de
173