OPBOUW VAN DE LEICA SL-OBJECTIEVEN
NL
Alle Leica SL-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: er zijn aan de voorste greep
een buitenbajonet
voor de tegenlichtkap
en een binnendraad
voor filter, een instelring voor
2
2a
1
2c
de afstand
en een rode indexknop voor de oriëntatie bij het wisselen van het objectief
. Bovendien
3
6
beschikt de Leica Vario-Elmarit-SL 1:2,8-4/24-90mm ASPH. over een extra ring
4
voor het instellen
van de brandpuntsafstand, en de desbetreffende index
.
5
In de bajonetflens bevindt zich een contactstrip
, waarover de totale gegevensuitwisseling tussen
7
camera en objectief plaatsvindt, inclusief de stuurcommando's voor de autofocus, de stabilisatie en
het diafragma.
INSTELLEN VAN DE SCHERPTE EN DE BRANDPUNTSAFSTAND
Het instellen van de scherpte gebeurt bij autofocus-modus automatisch door de camera, bij
handmatige modus door het draaien van de vooraan liggende afstandinstelring
. De snelheid
3
waarmee u de ring draait, bepaalt hoe snel u de instelling verandert. Zo kunt u zowel doelgericht en
snel fijne instellingen uitvoeren, als van het dichtbij- in het verafbereik komen. Voor meer informatie
verwijzen wij u naar de desbetreffende paragrafen in de handleiding van de camera. Het instellen van
de brandpuntsafstand - en daarmee het gewenste beeldfragment – gebeurt met de erachter liggende
ring
.
4
SCHERPTEDIEPTE
Leica SL-objectieven hebben geen diafragmaring, daarom is ook geen schaalverdeling voor scherpte-
diepte aanwezig. In plaats daarvan kunnen de respectievelijke voorste en achterste grenzen van de
scherptediepte in combinatie met de ingestelde afstand op het display van de afdekkap van de
camera worden afgelezen.
35