Systeeminformatiebrochure FR NL
Ingebruikname – Veiligheid algemeen
Het systeem dient te worden gevuld met warmteoverdrachtsvloeistof. Dit is een vooraf gemengde zonnewarmteoverdrachtsvloeistof
(40% glycol/60% water) op basis van 1,2-propyleenglycol met corrosieremmers en dient niet verder te worden verdund. Niet met
andere vloeistofsoorten mengen.
De vloeistof is niet-giftig, reukloos en biologisch afbreekbaar, maar men dient bij het hanteren ervan de juiste voorzorgsmaatregelen
te nemen. Het wordt aanbevolen om bij het hanteren van de vloeistof chemisch resistente handschoenen en geschikte oogbescherming
te dragen.
Met zeep en water wassen als de vloeistof in contact komt met de huid. Onmiddellijk met overvloedig schoon kraanwater spoelen als
er vloeistof in de ogen komt.
Een volledig veiligheids- en specificatieblad is op aanvraag verkrijgbaar.
Het leidingwerk spoelen en vullen
Eenmaal gevuld kunnen de collectoren niet meer helemaal geleegd worden, dus dient er alleen een oplossing van water en antivries
voor deze test te worden gebruikt. Een andere optie is om een luchttest op het systeem uit te voeren om ernstige lekkages op te sporen
alvorens te spoelen en te vullen met zonnewarmteoverdrachtsvloeistof. Breng het systeem op een maximale druk van 1 bar om op
lekkages te controleren.
Het systeem dient te worden gevuld als er geen direct straling van de zon is. Als er waarschijnlijk directe straling zal zijn, dienen
de collectoren tijdens het vullen en spoelen te worden afgedekt.
De warmteoverdrachtsvloeistof dient in het systeem te worden gepompt. De pomp kan elektrisch of handmatig zijn, maar dient een
druk van tenminste 2 bar te kunnen produceren. Het systeem dient voor het vullen grondig met warmteoverdrachtsvloeistof te worden
gespoeld om alle vervuiling uit het primaire zonnecircuit te verwijderen.
Spoel het primaire zonneleidingwerk en de collector via de opvul- en afvoerklep op de veiligheidsgroep. Bij hergebruik van uitgespoelde
vloeistof dient deze gefilterd te worden voordat hij weer in het systeem wordt gebracht.
Gebruik een geschikte houder van voldoende inhoud om de vloeistof op te vangen. Als u er zeker van bent dat alle leidingwerk en
onderdelen grondig gespoeld zijn, kan het systeem worden gevuld.
De temperatuursensor dient correct op de collector te worden geïnstalleerd. Het snoer van de sensor dient met een geschikt materiaal
te worden vastgezet om te voorkomen dat deze per ongeluk van de collector wordt verwijderd.
De maximale bedrijfsdruk van het systeem is 10 bar.
Het systeem dient tijdens het vul- en ingebruiknameproces volledig te worden ontlucht. Het wordt aanbevolen om dit tijdens de eerste
weken dat het systeem in bedrijf is opnieuw te controleren om alle verdere lucht te verwijderen.
Bij een defect of lekkage in het systeem dient het ontluchtingsproces tijdens het opnieuw vullen te worden herhaald.
NB: Gebruik de ontluchting alleen als het systeem koud is. Tijdens normaal bedrijf is de warmteoverdrachtsvloeistof heet en kan deze !
ernstige brandwonden veroorzaken.
De pH-waarde dient periodiek met een geschikte meter te worden gecontroleerd. Idealiter dient de pH-waarde tussen 7,5 en 8,5 te
liggen. Als de pH onder de 7,0 komt, dient te warmteoverdrachtsvloeistof te worden ververst.
Het percentage antivries in de warmteoverdrachtsvloeistof dient elke 2 jaar te worden
gecontroleerd. De antivries kan met een refractometer worden gecontroleerd. De afgelezen
waarde dient circa -21 gr C (concentratie 40%) te zijn.
De collectoren kunnen in een serie van maximaal 10 collectoren worden geplaatst. Als er meer dan één serie nodig is, dienen de
collectoren in een meervoudig parallelle opstelling te worden geïnstalleerd; zie onderstaand diagram.
Voorbeeld van meervoudige serieaansluitingen
NL
12