Bij uitval van een seriegewijs gemonteerde module in een sys-
teem met twee of meer parallel gemonteerde series zonder by-
pass dient de hele drukverhogingseenheid te worden uitgescha-
keld, omdat alle seriegewijs gemonteerde modulen dezelfde druk
moeten ontwikkelen. Gebeurt dit niet, dan wordt de module die
een te lage druk ontwikkelt uitgeschakeld en zal de stator van de
motor door gebrek aan koeling doorbranden. Zie ook afb. 6.
8.1 Limieten
De capaciteit van de modulen moet altijd binnen het aanbevolen
volumestroom- en drukbereik per pomp liggen:
Aanbevolen volumestromen bij
Type
50 Hz
BM 3A/BMB 3A
0,8-4,4
BM 5A/BMB 5A
2,5-6,8
BM 8A/BMB 8A
4,0-10
BM 17/BMB 17
8,0-24
BM 30/BMB 30
15-38
BM 46/BMB 46
24-60
BM 60/BMB 60
35-75
BM 77/BMB 77
40-100
BM 95/BMB 95
50-120
BM 125/BMB 125
70-160
Aanbevolen drukken
Ingangsdruk
Serie
Min.
[bar] [p.s.i.] [bar] [p.s.i.]
BM 4"
0,5
7,25
60
BM 6"
0,5
7,25
50
BM 8"
1
14,5
25
BMB 4"
0,5
7,25
30
BMB 6"
0,5
7,25
20
BMB 8"
1
14,5
10
* N.B.: Indien de maximale ingangs-/uitgangsdruk wordt over-
schreden, dient een veiligheidsklep te worden geïnstalleerd.
Maximum toelaatbare vloeistoftemperatuur
Maximum
vloeistof-
Motor
temperatuur
°C
GRUNDFOS 4"
40
GRUNDFOS 6"
40
FRANKLIN 8"
30
66
25°C
m³/h
60 Hz
1,0-5,4
3,0-8,4
4,8-10
8,0-29
18-45
28-72
40-90
48-120
60-140
80-180
Uitgangsdruk
Max.*
Max.*
[bar]
[p.s.i.]
870
80
1160
725
80
1160
362
70
1015
435
60
870
290
50
725
145
35
507,5
Minimum
Minimum
stroomsnel-
volu-
heid langs de
mestroo
motor
m
m/s
m³/h
≥ 0,15
≥ 0,8
≥ 0,15
≥ 5,5
≥ 0,16
≥ 18,5
9. Automatische bewakingsapparatuur
Het systeem moet worden uitgerust met apparatuur die automa-
tisch de volumestroom en de druk controleert. De apparatuur
dient ervoor te zorgen dat de pomp wordt beschermd tegen
droogloop en dat er altijd een kleine hoeveelheid (koel)water
langs de motoren blijft stromen (afb. 4 t/m 7).
Aan de zuigzijde bevindt zich een drukschakelaar die overeen-
komstig de geschatte inlaatdruk is gedimensioneerd. Indien de
druk lager is dan 0,5 bar voor BM 4", BM 6", BMB 4" en BMB 6"
en 1 bar voor BM 8" en BMB 8" wordt er een alarm geactiveerd.
Kort daarna worden de pompen stopgezet.
Alle persaansluitingen van het systeem moeten met volu-
mestroomschakelaars worden uitgerust. Wanneer deze een stro-
ming signaleren die lager is dan de ingestelde minimum volu-
mestroom, wordt het systeem stopgezet.
De bovengenoemde bewakingsapparatuur zorgt ervoor dat de in-
laatdruk correct is en dat er altijd een kleine hoeveelheid koelwa-
ter langs de motoren blijft stromen.
De activering van de volumestroomschakelaar is afgestemd op
een minimum vertragingstijd gelijk aan de maximum startfrequen-
tie van het systeem.
10. Controleren van de werking
Afhankelijk van het aantal bedrijfsuren van de pompen dient het
volgende periodiek te worden gecontroleerd:
1. Volumestroom.
2. Startfrequentie.
3. Regel- en beschermingsapparatuur.
4. Vloeistoftemperatuur.
5. Minimum volumestroom tijdens bedrijf.
Wanneer bij een van deze controles onvolkomenheden worden
gesignaleerd, dient er aan de hand van de storingstabel een in-
spectie te worden uitgevoerd.
11. Servicehandboeken
Indien onderdelen van de drukverhogingseenheid moeten wor-
den vervangen of gerepareerd, raadpleeg dan:
1. Servicehandboek voor vervanging van de motorkabel en de
motor (4", 6" en 8").
2. Onderdelenlijst met instructies voor demontage en montage
van de pomp en de motor.