•
Verwijder de inlegplaat door de twee verzonken kopschroeven
te verwijderen (zie 7.5).
Schroef de moer los met een 24 mm-moersleutel en een tweede
13 mm-steeksleutel op de motoras (a) om tegendruk toe te
passen.
•
Belangrijk! Draai de moer mee met de draairichting van het
zaagblad.
•
Verwijder de buitenfiens en trek het oude zaagblad van de
binnenfiens door het blad onder een hoek te laten vallen.
•
Het afgezaagde deel blijft op de zaagtafel (1) liggen totdat het
zaagblad (4) zich weer in de rustpositie bevindt. Beveilig
lange werkstukken tegen op de grond vallen aan het eind van de
zaagbewerking (bv. met een rolsteun enz.).
9.1.2 Het zagen van kleine werkstukken
•
Gebruik een duwstok (3) wanneer u zaagsneden in de
lengterichting maakt in werkstukken kleiner dan 120 mm breed.
Een duwblok wordt met de zaag meegeleverd!
•
Vervang een versleten of beschadigde duwstok onmiddellijk.
9.1.3 Het zagen van zeer kleine werkstukken (Afb. 25)
•
Gebruik een duwblok wanneer u zaagsneden in de lengterichting
maakt in zeer kleine werkstukken kleiner dan 30 mm breed
•
In dit geval kunt u het beste de lage stand van de parallelgeleider
gebruiken.
Er is geen duwblok meegeleverd met de zaag! Vervang het duw-
blok onmiddellijk zodra dit versleten is.
9.1.4 Het maken van verborgen zaagsneden (Afb. 26)
Verborgen- en groefzaagsneden zijn mogelijk dankzij de verwijder-
bare beschermingskap en de oneindig regelbare zaaghoogte.
•
Verwijder de beschermkap (2) (zie 7.3).
•
Stel het spouwmes (5) in voor het maken van verborgen
zaagsneden (zie 7.4.2).
•
Stel de gewenste zaagdiepte in (Afb. 8.2).
•
Monteer de parallelgeleider (7) aan de rechterkant van het
zaagblad en stel de gewenste breedte in (8.3.2).
•
Duw het werkstuk in het zaagblad (4). Zorg ervoor dat het
werkstuk stevig op het zaagblad (1) ligt.
•
Kies de zaagvolgorde zodanig dat de gezaagde delen aan de
linkerkant van het blad wegvallen zodat blokkeren tussen de
geleider en het zaagblad wordt verhinderd (risico van terugslag).
•
Plaats de beschermkap (2) onmiddellijk terug zodra u de
zaagbewerking hebt beëindigd.
9.1.5 Het maken van zaagsneden onder een hoek (Afb. 16/27)
Gebruik altijd de parallelgeleider (7) wanneer u zaagsneden onder
een hoek maakt.
•
Stel het zaagblad (4) in op de gewenste hoek. (Zie 8.5)
•
Stel de parallelgeleider (7) in overeenstemming met de
werkstukbreedte en de hoogte (Zie 8.3.1).
•
Voer de zaagsnede uit in overeenstemming met de
werkstukbreedte (zie 9.1.1, 9.1.2 en 9.1.3).
9.1.6 Het maken van dwarse zaagbewerkingen (Afb. 28)
•
Glijd de verstekgeleider (14) in een van de groeven (49) in de
tafel en stel de gewenste hoek in. (Zie 8.4) Indien u tevens het
zaagblad (4) wilt kantelen gebruik dan de groef (49) welke
voorkomt dat uw hand en de verstekgeleider in contact komen
met de beschermkap.
•
Gebruik, indien nodig, de parallelgeleider (25).
•
Druk het werkstuk stevig tegen de verstekgeleider (14).
•
Schakel de zaag in.
•
Druk de verstekgeleider (14) en het werkstuk in de richting van
het zaagblad om de zaagbewerking uit te voeren.
•
Belangrijk: Houd altijd het leidende deel van het werkstuk vast.
Houd nooit het deel vast dat moet worden afgezaagd.
•
Schuif de verstekgeleider (14) naar voren totdat het werkstuk
geheel is doorgezaagd.
•
Schakel de zaag uit. Verwijder het afgezaagde deel niet totdat
het zaagblad gestopt is met draaien.
10. ONDERHOUD
•
Belangrijk! Trek eerst de stekker uit het stopcontact
•
Verwijder regelmatig stof en vuil van de machine. De machine
kan men het beste schoonmaken met een fijne borstel of doek.
•
Gebruik nooit bijtende middelen om plastic delen schoon te
maken.
11. HET BESTELLEN VAN VERVANGENDE
ONDERDELEN
Gelieve de volgende informatie te verstrekken op alle bestellingen
voor reservestukken:
•
Model/type van het gereedschap
•
Artikelnummer van het gereedschap
•
ID-nummer van het gereedschap
•
Nummer van het gewenste vervangende onderdeel.
76