9.2.9 Flow Monitor
De pomp kan worden uitgerust met een druksensor (Flow Monitor
pompoptie).
Gebaseerd op de druk gemeten door de sensor en de motorposi-
tie, wordt een indicatordiagram gegenereerd. Mogelijke doseer-
fouten, of het overschrijden van de toegestane tegendruk worden
betrouwbaar gedetecteerd en aangegeven door het display of de
foutmeldingsuitgang.
De volgende fouten worden herkend:
•
Druk overschreden (de pomp wordt gestopt en start automa-
tisch weer wanneer de druk afneemt).
•
Doseerfout (de pomp doseert 30 % tot 100 % minder, als
gevolg van een lekkend pers- of zuigventiel, een verstopte
zuigleiding of een luchtbel in de doseerkop).
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden, kan het
zo zijn dat het onmogelijk is om doseerfouten te
Voorzichtig
detecteren als gevolg van verschillende fouten die
tegelijkertijd optreden (bijv. lekkende zuig- en pers-
ventielen)!
De doseerbesturing en doseerbesturingsfuncties kunnen onaf-
hankelijk van elkaar worden in- en uitgeschakeld. Het is altijd
mogelijk om de druk weer te geven die is gemeten tijdens bedrijf
wanneer de druksensor is aangesloten.
Voor informatie over bediening van de pomp met de
N.B.
Flow Monitor, zie paragraaf
9.3 Signaaluitgangen
De besturingseenheid kent de volgende signaaluitgangen, bijv.
om een signaal terug te zenden naar de regelkamer.
9.3.1 Stroomsignaaluitgang
Om de besturingssignaaluitgang te gebruiken,
zie paragraaf
9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA /
N.B.
4-20 mA
.
De actuele doorstroming van de pomp wordt uitgestuurd als
een stroomsignaal.
•
Stroomuitgang 0-20 mA in de volgende modus:
– Stroomstuursignaal 0-20 mA.
•
Stroomuitgang 4-20 mA in de volgende modi:
– Handmatige besturing 4-20 mA
– Handmatig
– Contact
– Batchdosering met handmatig/contact start
– Timer met handmatig/contact start.
De stroomuitgang is lineair tussen 4 (0) mA bij door-
stroming = 0 en 20 mA bij maximale doorstroming
N.B.
Q
(standaard instelling) of de overeenkomstig
max.
ingestelde waarden.
9.3.2 Foutsignaal
Wordt gebruikt om diverse fouttoestanden terug te melden aan de
regelkamer.
9.3.3 Slagsignaal / bijna-leeg signaal / pulsingang
Afhankelijk van de relaisinstelling, ontvangt de contactuitgang
een signaal in deze gevallen:
•
voor elke volledige slag van de pomp, of
•
een bijna-leeg signaalingang, of
•
elke pulsingang bij de pomp.
Voor het instellen van het relais, zie paragraaf
de schakelaartoekenning
.
9.10 Flow Monitor
.
9.7.1 Wijzigen van
263