VOORZICHTIG:
te verminderen, mag u nooit rechtstreeks
in de laserstraal kijken zonder een laserbril.
Raadpleeg hoofdstuk Accessoires voor
belangrijke informatie.
• Markeer altijd het midden van de laserstraal.
• Extreme temperatuurschommelingen kunnen
voorwerpen of gebouwen, statieven, materiaal
etc. laten uitzetten, dit kan de nauwkeurigheid
beïnvloeden. Controleer de nauwkeurigheid
regelmatig tijdens uw werkzaamheden.
• Controleer de nauwkeurigheid van de laser als
deze is omgevallen. Raadpleeg hoofdstuk De laser
nauwkeurigheid controleren.
De laser inschakelen
Plaats de laser op een vlakke ondergrond. Schuif
de schakelaar Power/Transport Lock (Aan/
Uit - Transportvergrendeling)
ontgrendel de laser en schakel de laser in.
Knop
• Druk één keer voor een horizontale
laserlijn (Afbeelding
• Druk een tweede keer voor een
verticale laserlijn (Afbeelding
• Druk een derde keer voor een
horizontale lijn en een verticale lijn
(Afbeelding
• Drukt u een vierde keer dan worden er
geen laserlijnen meer getoond.
• Druk één keer voor stippen onder en
boven de laser (Afbeelding
DCLE34220
• Drukt u een tweede keer dan worden
er geen stippen meer getoond.
DCLE34520
3d
3a
x1
3b
3e
x2
3c
Figures
A
Om het risico op ernstig oogletsel
Figures
1
1a
1
1a
B
B
1
1
2
2
2
naar rechts en
C 2
2
Displays
).
C 2
C 2
).
C 2
C 2
U kunt met
en
-lijnen laten verschijnen. Bijvoorbeeld, drukt
3a
x1
3
keer op en één keer
A
gekruiste lijnen en twee stippen zien
x1
3
3b
x2
(Afbeelding
C 8
Schuif, wanneer u de lezer niet gebruikt, de
x2
schakelaar Power/Transport Lock (Aan/Uit -
x3
3c
2
Transportvergrendeling) naar links in de stand OFF/
Vergrendeld. Als de schakelaar Power/Transport
1b
x3
2
Lock (Aan/Uit - Transportvergrendeling) niet in de
x3
vergrendelde positie staat, knipperen alle 4 LED's op
1b
3f
de batterijmeter ononderbroken.
De nauwkeurigheid van de
3f
1/4-20
laser controleren
1/4-20
5/8-11
Het lasergereedschap is verzegeld en gekalibreerd in
de fabriek. Aanbevolen wordt een nauwkeurigheidstest
5/8-11
uit te voeren vóór u de laser voor de eerste keer
3
gebruikt (voor het geval dat de laser aan extreme
temperaturen blootgesteld is geweest) en dat daarna
3
regelmatig te doen, zodat de nauwkeurigheid van uw
werk gewaarborgd is. Volg onderstaande richtlijnen,
wanneer u een van de nauwkeurigheidscontroles die
in deze handleiding worden genoemd, uitvoert:
• Gebruik het grootst mogelijke oppervlak/de grootst
mogelijke afstand, het dichtst bij de werkafstand.
).
Hoe groter het oppervlak/de afstand, des te
gemakkelijker is het de nauwkeurigheid van de
laser te meten.
• Plaats de laser op een gladde, vlakke, stabiele
ondergrond, die waterpas is in beide richtingen.
• Markeer het midden van de laserstraal.
).
/
samen laserstippen en
3d
x1
/
op, dan laat de laser
3d
3a
x1
3e
x2
).
3b
3e
x2
3c
x2
x2
x3
C
C
u drie
NL
93