psi), en controleer om te zien of er olie uit de inlaatcontrole te
voorschijn komt. Dit proces moet voor alle zuigers herhaald
worden. Nadat het testen voor een van de poorten voltooid is,
moet de plug opnieuw worden aangebracht op 16,3-19 Nm
[144-168 in./lbs].
Als een controleklep beschadigd is, kan hij worden vervangen.
Verwijdering van de controleklep
1.
Plaats de zuigerringmontage in een bankschroef met de
o-ring-groeven onderaan. Zorg ervoor dat er speling in de
bankschroefsteunen is om de controleklep naar buiten te
kunnen duwen.
2.
Zet een pons van 4 mm (5/32 in.) of kleiner in het
inlaatgat. De pons moet door de inlaatzitting gaan en op
de controlekogel rusten. Duw de pons met maximaal 907
kg [2000 lbs] druk. Dit duwt de uitlaatcontrolemontage
er als één stuk uit, en duwt de kogel en veer er voor de
inlaatcontroleklep uit.
3.
In plaats van de inlaatzittingen te verwijderen kunnen de
beschadigde zittingen worden bewerkt met gebruik van de
methodes zoals een kogelslijpsteen.
4.
Verwijder de inlaatzitting (figuur 4, item 3) met gebruikmaking
van een mm (11/64 in.) platte bodempons. Deze handeling
kan de zuigerring beschadigen als de pons niet de juiste
diameter heeft. Plaats de pons op de inlaatzitting en pas
maximaal 907 kg [2000 lbs] druk toe met een bankschroef
om de pons omlaag te drukken.
N.B.: Bij deze procedure zullen beide zittingen waarschijnlijk
worden beschadigd en zullen moeten worden vervangen.
2.3 Demonteer de tandwielpomp
N.B.: Demonteer de tandwielpomp als de allerlaatste
oplossing en nadat alle andere opties eerst geprobeerd zijn.
Verontreiniging van, en schade aan de inwendige onderdelen
van de tandwielpomp kunnen het falen van de pomp tot
gevolg hebben. De onderdelen voor de tandwielpomp worden
niet apart verkocht. Als de pomp beschadigd raakt moet de
volledige montage worden veranderd.
1.
Verwijder de 5 inbusschroeven met een 13 mm [1/2 in.]
dopsleutel. Het verdient aanbeveling om de tandwielpomp
uit elkaar te nemen terwijl de rest van de pomp wordt
gemonteerd, zodat er een manier is om hem veilig te
stellen.
2.
Verwijder de sluitplaats van de tandwielpomp, en controleer
hem op tekenen van slijtage of verontreiniging.
3.
De tandwielen kunnen uit de tandwielpomp worden
verwijderd om op slijtage te controleren, maar let voor het
hermonteren op de plaatsing van de tandwielen.
3.0 MONTAGE
3.1 De tandwielpomp monteren
1.
Zet
de
aandrijftandwielen
de tandwielpompmontage, en zorg ervoor dat de
tandaandrijving uit het midden van de lager steekt.
2.
Plaats de tandwielpomp-bovenbehuizing erop e zet hem
vast met 5 inbuskopschroeven op 17,6 Nm (13 ft/lbs). Om
en om vastdraaien.
3.
Breng olie in de o-ringgroeven onderin de tandwielpomp
aan om te helpen de o-ringen op hun plaats te houden. Zet
de twee o-ringen (figuur 5, item 3, 4) in de groeven.
en
het
aandrijfwerk
in
3.2 Monteer de zuigerringmontage
1.
Zet de inlaatzitting (figuur 4, item 3) in de zuigerringmontage
(figuur 4, item 1) met gebruik van gereedschapsstuk
DC9505816 en een hydraulische pers. Gebruik maximaal
680,4 kg (1500 lbs kracht)—WAARSCHUWING: Als
deze kracht wordt overschreden, raakt de zuigerring
beschadigd.
2.
Plaats de controlekogel (figuur 4, item 4) op de inlaatzitting
(figuur 4, item 3) en pas maximal 680,4 kg (1500 lbs kracht)
toe met gebruik van gereedschapsstuk DC9505816 en een
hydraulische pers om de zitting vast te zetten.
3.
Plaats vervolgens de veer (figuur 4, item 5) bovenop de
kogel (figuur 4, item 4). Zorg ervoor dat het smalle uiteinde
van de veer op de kogel rust (zie figuur 4).
4.
Plaats de bovenste controleklep (figuur 4, item 6) in de
zuigerring (figuur 4, item 1).
5.
Plaats de controlekogel (figuur 4, item 4) op de uitlaatzitting
(figuur 4, item 6) en pas 680,4 kg (1500 lbs kracht) toe
met gebruikmaking van gereedschapsstuk DC9505816
en een hydraulische pers. N.B.: Dit installeert en zet de
uitlaatzitting in één keer vast.
6.
Plaats de veer (figuur 4, item 5) op de uitlaat-controlekogel
(figuur 4, item 4). Zorg ervoor dat het smalle uiteinde van
de veer op de kogel rust (zie figuur 4). Herhaal dit zoals
benodigd 2, 3 of 6 keer.
7.
De borgring (figuur 4, item 7) is enigszins bolrond en moet
worden geïnstalleerd met de concave kant boven. Druk de
veer voorzichtig samen met de borgring, en zorg ervoor
dat de veer in het bovenste controlegedeelte blijft. Duw
de borgring in met het borgring-gereedschapsstuk. Het
gereedschapsstuk voor de borgring stelt de diepte voor
de borgring in. Als de borgring te diep of onder een hoek
wordt geïnstalleerd kan hij eruit moeten worden gewrikt om
hem gelijk te doen zijn. Indien juist geïnstalleerd moet de
borgring in de uitlaatcontrole draaien.
8.
Plaats de reserve-ring (figuur 4, item 9) op de bypass-zuiger
(figuur 4, item 8). Zet de o-ring (figuur 4, item 10) vervolgens
op de bypass-zuiger. Deze volgorde is cruciaal voor de
werking van de bypass; zie figuur 4 voor verwijzing. Zorg
ervoor dat de reserve-ring dicht om de zuiger zit, zodat hij
niet wordt beschadigd bij de installatie in de zuigerring.
9.
Smeer de o-ring en de reserve-ring, en zet de bypass-
zuiger (figuur 4, item 8) er vervolgens voorzichtig in
met de reserve-ring en o-ring in het bypass-gat in de
zuigerringmontage. Plaats de veer (figuur 4, item 11) over
de bypass-zuiger. Schroef de bypass-sluitdop (figuur 4,
item 12) vervolgens in de zuigerring. Installeer de bypass-
sluitdop op de in de Testspecificatietabel (zie pagina 11)
gespecificeerde diepte.
10. Zet de zuiger (figuur 4, item 15)-montage in het smalle
uiteinde van de zuigerveer (figuur 4, item 16).
11. Steek de zuiger (figuur 4, item 15) en veer in de zuigerring
(figuur 4, item 1). Herhaal dit zoals benodigd 2, 3 of 6 keer.
12. Zet de o-ringen (figuur 4, item 13) in de uitlaatgaten van de
zuigerring. Herhaal dit zoals vereist 3, 4 of 7 keer.
13. Plaats de kleine o-ring (figuur 4, item 14) in het bypass-
zuigergat.
14. Plaats twee nylon kogels (figuur 4, item 17) in de
zuigerringmontage.
56