contact met het zitje wordt gehouden.
• Gebruik dit kinderbeveiligingssysteem nooit
met een andere basis dan de basissen die
door de fabrikant zijn toegestaan.
• Controleer vóór ieder gebruik altijd of alle
autogordels en de gordelbanden van het
kinderzitje niet gedraaid zitten.
• Laat het kind nooit in het kinderzitje zitten als
de gordelbanden niet zijn aangetrokken of
niet vastzitten.
• aat uw kind niet voor een langere periode in
dit kinderbeveiligingssysteem zitten.
• Installeer het kinderveiligheidszitje altijd naar
achteren gericht.
• Installeer het kinderveiligheidszitje nooit naar
voren gericht.
• Gebruik geen andere manier om de
autogordel om het zitje en door de geleiders
te leiden dan de manier die in deze
instructies staat.
• Zorg ervoor dat alle neerklapbare
passagiersstoelen goed zijn vergrendeld.
• Controleer altijd of de draagbeugel goed
is vergrendeld in de verticale draagstand,
alvorens een kind in het kinderzitje te dragen.
• Plaats het kinderzitje nooit vlak bij de rand
van een verhoogd oppervlak of op een
zacht voorwerp zoals een kussen of matras.
Het kinderzitje kan van deze oppervlakken
afvallen en ernstig letsel of de dood tot
gevolg hebben.
• Gebruik het kinderveiligheidszitje nooit in een
winkelwagen.
• Alleen geschikt voor gebruik in de voertuigen
die in de lijst staan en zijn uitgerust met
3-puntsgordels die zijn goedgekeurd
krachtens VN/ECE-reglement nr. 16 of andere
gelijkwaardige normen.
• Zorg ervoor dat de gesp van de
veiligheidsgordel voor volwassenen niet in
Veiligheidswaarschuwingen