|
nl
Verbinding met transmitters
10. Niet gebruikte behuizingsopeningen met blindstoppen
afsluiten.
11. Alle kabelinvoeren en blindstoppen aandraaien (min. 5
omdraaiingen en 266 LB IN. / 30 Nm).
4
Verbinding met transmitters
4.1
Junction Box Ex d met Polytron
transmitters verbinden
1. Kabelboom (X) in de Polytron
F1).
2. Veldbedrading door de kabelinvoer leiden en met de klem
(X) verbinden (afb. G).
Bij 3-aderige veldbedrading:
● Schroefbruggen tussen de contacten 1a/1b en 3a/3b
van de klemmen installeren. (afb. C).
3. Kabelafscherming op één van de beide
aardingsschroeven van de transmitter leggen (afb. G1).
4. Stekker van de kabelboom op de bus van de PCB-
eenheid aansluiten.
5. Deksel opplaatsen en vastdraaien (≥44 LB IN. / ≥5 Nm)
(Afb. E).
6. Vastzetschroef aandraaien (≥ 8 LB IN. / ≥0,7 Nm) (Afb. E).
7. Niet gebruikte behuizingsopeningen met blindstoppen
afsluiten.
8. Alle kabelinvoeren en blindstoppen aandraaien (min. 5
omdraaiingen en 266 LB IN. / 30 Nm).
4.2
Junction Box Ex d met PointGard
verbinden
Bij het verbinden met PointGard wordt de transmitter-
kabelboom (X) niet benodigd. Deze kan vakkundig afgevoerd
of aan Dräger worden geretourneerd.
1. Veldbedrading door de kabelinvoer leiden en met de
Remote-CatEx-sensoraansluiting verbinden (afb. G).
Bij 3-aderige veldbedrading:
● Dubbele adereindhulzen gebruiken (afb. I).
2. PointGard sluiten, zie gebruiksaanwijzing van de
transmitter.
1) In de leveringsomvang van de PointGard 2200 CAT Remote inbegre-
pen
26
®
-
®
-behuizing schroeven (afb.
1)
5
Verbinding met evaluatie-
eenheden
Voor de aansluiting op evaluatie-eenheden (bijv. REGARD),
Junction Box Ex d installeren (zie "Installatie", pagina 25) en
de veldbedrading op de evaluatie-eenheid aansluiten (zie
gebruiksaanwijzing van de evaluatie-eenheid).
5.1
PIR 7x00
Draadkleur en steekplaats
Draad-
Steek-
Functie
kleur
plaats
rood
1a
+ gelijkspanningsvoeding
zwart
1b
– gemeenschappelijke referentiepo-
tentiaal
bruin
2
4 - 20-mA-signaal en HART signaal-
uitgang
wit
3a
Seriële interface
groen/ge
3b
Potentiaalvereffening
el
6
Sensor verwisselen
Gebruiksaanwijzing van de sensor en de transmitter of de
evaluatie-eenheid in acht nemen.
Om de sensor te verwisselen, de sensorstekker uit de bus
van de kabelboom trekken.
De draden van de kabelboom mogen niet van het
klemmenblok worden verwijderd. Als de draden toch worden
verwijderd, dan de draden aan de hand van de vlaggetjes aan
de juiste klemmen toewijzen (bijv. 1a met 1a verbinden).
1. Deksel afschroeven.
2. De sensorstekker uit de bus van de kabelboom (Y)
trekken.
3. De oude sensor uitschroeven.
4. De nieuwe sensor inschroeven (minimaal 5 omdraaiingen
en 266 LB IN. / 30 Nm).
5. Op voorkeurpositie van de sensor letten (afb. A2).
Bij PIR 7x00-sensoren (afb. A2a):
● Het opschrift "Dräger" op de spatwaterbescherming
moet horizontaal leesbaar zijn.
Een afwijking van het horizontale vlak van maximaal
±30° is toegestaan.
6. Sensorstekker op de bus van de kabelboom (Y)
aansluiten (afb. B1).
● Bij DD/DQ CatEx-sensoren de sensorkabels met 7
omdraaiingen ineendraaien (twisten) (afb. B2).
7. Deksel opplaatsen en vastdraaien (≥44 LB IN. / ≥5 Nm)
(Afb. E).
8. Vastzetschroef aandraaien (≥ 8 LB IN. / ≥0,7 Nm) (afb. E).
Montage-instructie
|
Junction Box Ex d