Compact 170
1. Borg het spuitpistool. (Afb. 9)
2.
Schakel het toestel uit.
Draai de keuzeschakelaar in de stand PRIME (verticaal). (Afb. 11)
3.
Ontgrendel het spuitpistool. Houd het spuitpistool boven een lege bak en druk op de
4. Borg het spuitpistool.
Inbedrijfstelling
Controleer voor aansluiting op het lichtnet dat de netspanning overeenkomt met de gegevens op het typeplaatje.
1.
Druk de toets voor automatische oliespuit 2-3 keer in. (Afb. 12, 1)
2. Maak de retourleiding van de aanzuigslang los.
3. Plaats de aanzuigslang (afb. 12, 2) in de materiaalhouder en de retourleiding (afb. 12, 3) in een lege bak.
4.
Druk op de rode inlaatklepdrukker, om er zeker van te zijn, dat de inlaatklep vrij is.
5. Netsnoer insteken.
6.
Draai de keuzeschakelaar in de stand PRIME (verticaal).
7.
Houd de retourleiding boven de lege bak en schakel het apparaat in.
Daardoor wordt conserveringsmiddel, dat zich eventueel nog in het systeem bevindt eruit gespoeld.
8.
Schakel het apparaat weer uit, zodra materiaal uit de retourleiding naar buiten komt.
9.
Bevestig de retourleiding aan de haken van de aanzuigslang. (Afb. 14)
10.
Draai de keuzeschakelaar in de stand SPRAY (horizontaal).
11.
Richt het spuitpistool op een stuk karton en schakel het apparaat in.
12.
Ontgrendel het spuitpistool en houd de
13.
Laat de
trekker los en ontgrendel het spuitpistool.
Spuittechniek
Vergeet niet de drukontlastingsprocedure uit te voeren wanneer u het toestel om welke reden dan ook afsluit.
Door deze handelwijze wordt de druk uit de spuitslang en het pistool afgelaten.
Gevaar
Zorg ervoor dat de verfslang vrij is van knikken en uit de buurt van voorwerpen met scherpe randen.
•
Het is efficiënt, om eerst op een karton of soortgelijke ondergrond te oefenen, om het spuitbeeld te controleren en zich met het
gebruik van het spuitpistool vertrouwd te maken.
Bij een gelijkmatige spuitproef zoals in afbeelding 15 A zijn alle instellingen correct.
i
Vertoont de spuitproef "kantstrepen" zoals in afbeelding 15 B, verhoog dan trapsgewijs de druk of verdun verder in
stappen van 5%. (maximaal toegestane verdunning van de fabrikant in acht nemen).
•
De sleutel voor een hoogwaardig resultaat is de gelijkmatige laag van het gehele oppervlak.
Beweeg uw arm met een constante snelheid en houd het spuitpistool op een constante afstand van het oppervlak. De beste
spuitafstand is 25 tot 30 cm tussen het spuitmondstuk en het oppervlak. (Afb. 16, A)
•
Houd het spuitpistool onder een rechte hoek ten opzichte van het oppervlak. Dit betekent dat u uw gehele arm heen en weer
moet bewegen, en niet slechts uw pols buigen. (Afb. 16, B)
•
Houd het spuitpistool haaks ten opzichte van het oppervlak, anders wordt het ene uiteinde van het patroon dikker dan het
andere. (Afb. 16, C)
•
Trek de trekker aan nadat u bent begonnen met de armbeweging. Laat de trekker los voordat u stopt met de armbeweging.
(Afb. 16, D) Het spuitpistool moet in beweging zijn op het moment dat de trekker wordt aangetrokken of losgelaten. Zorg bij
elke slag voor een overlapping van ongeveer 30%. Dit resulteert een gelijkmatige dekking.
i
Tijdens het werken schakelt de pomp steeds weer aan en uit om de druk te regelen.
Dit is normaal en geen foutief functioneren.
Het spuitmondstuk opstoppen
Als het spuitpatroon vervormd wordt of helemaal stopt terwijl de trekker is aangetrokken, voert u de volgende stappen uit.
Probeer het mondstok niet te ontstoppen of te reinigen met uw vingers. De vloeistof onder hoge druk kan uw
huid doorboren.
Gevaar
trekker tot het materiaal gelijkmatig naar buiten komt.
trekker om de druk af te laten.
(Afb. 13)
NL
49