Horizontale montage aan het plafond
1. Monteer slingers o.i.d. (niet bijgeleverd) aan
het plafond met c-c afstand volgens Fig. 6a
en 6b.
2. Monteer de beugels op de eenheid met
een zeskantsleutel en de bijgeleverde M8-
schroeven.
3. Plaats de eenheid en bevestig de beugels
aan de slingers.
Let op! De eenheid moet worden vastgezet als
deze aan kabels hangt.
Elektrische installatie
Uitgerust met netsnoer en stekker.
De installatie, die door een werkschakelaar
met een contactscheiding van minimaal 3 mm
moet worden voorafgegaan, mag uitsluitend
door een bevoegde elektricien worden
bedraad conform de meest recente uitgave
van de IEE-voorschriften inzake bedrading.
De regelsysteem is met een geïntegreerde
besturingskaart voorgeïnstalleerd in de
luchtgordijn, (zie Fig. 8).
SIRe is voorgeprogrammeerd en met
snelaansluitingen geleverd.
De modulaire kabels worden op de
printplaat aangesloten d.m.v. het open van
de deksel, zoals getoond in Figuur 4 en 5. Zie
handleiding van SIRe.
Waterspoel aansluiten
Het luchtgordijn heeft een aluminium
gevinde verwarmingsspoel met koperen
buizen die geschikt zijn voor aansluiting
op een gesloten waterverwarmingssysteem.
De verwarmingsspoel mag niet worden
aangesloten op een hoofddrukwatersysteem of
een open watersysteem.
De unit wordt aangesloten van boven of
van onder met buis van Ø22 mm., door
klemverbindingen of door solderen.
De bovenkant van de verwarmingsspoel
is voorzien van een ontluchtingsklep in de
eenheid. De verwarmingsspoel moet voor
bedrijf worden ontlucht om luchtzakken te
voorkomen.
Als de eenheid verticaal wordt gemonteerd,
kan de wateraansluiting vanaf de boven- of
onderkant worden uitgevoerd. De aansluiting
vanaf de onderkant kan op de volgende
manier worden uitgevoerd:
Thermozone AD Corinte W - ADCS
• Flexibele slangen kunnen door geboorde
gaten in de vloer worden getrokken en op
de luchtgordijnpijpen worden aangesloten.
De flexibele slangen worden op het systeem
onder de vloer aangesloten.
Let op! Bij aansluiting vanaf de onderkant
mogen slangen of pijpen niet zo worden
geplaatst dat ze de luchtstroom naar
de ventilatoren hinderen. Indien nodig
moeten ze worden vastgezet om trillingen
te voorkomen en te zorgen dat ze niet in de
ventilatoren worden gezogen.
Als de eenheid horizontaal wordt
gemonteerd, kan de wateraansluiting vanaf de
linker- of rechterkant worden uitgevoerd. Het
deksel aan de bovenkant van de eenheid kan
worden verschoven om op de afmeting van de
waterleiding te worden afgesteld. Zie Fig. 6a.
Luchtstroom afstellen
De richting en snelheid van de luchtstroom
moeten op basis van de belasting op de
opening worden afgesteld. Drukkrachten
beïnvloeden de luchtstroom en zorgen dat
deze naar binnen in het pand buigt (als het
pand verwarmd en de buitenlucht koud is).
De luchtstroom moet daarom naar buiten
worden gericht om de belasting te weerstaan.
(In het algemeen geldt: hoe hoger de
belasting, hoe groter de benodigde hoek.)
Maak de drie schroeven waarmee het
uitlaatrooster vastzit met een zeskantsleutel
los. Kantel het rooster naar buiten om de
inkomende koude lucht te hinderen.
Oververhitting
De oververhittingsbeveiliging houdt de
uitblaastemperatuur op +40 C. Als de
temperatuur hierboven komt is er een
alarmmelding. Kijk voor meer informatie in
de handleiding van de SIRe.
Onderhoud
Om de prestaties en betrouwbaarheid van
het luchtgordijn te waarborgen, moeten er
regelmatig inspecties worden uitgevoerd
(minimaal twee keer per jaar, maar dit kan
afhankelijk van de lokale omstandigheden
variëren). Zo blijft het luchtgordijn goed
werken.
NL
39