NEDERLANDS
1 Algemeen
Inbouw en inbedrijfname alleen door geschoold personeel!
1.1 Toepassing
Schakelkast voor automatische pompbesturing van enkelpompen met
een klein vermogen.
– in waterverzorgingssystemen
– in brandblussystemen
– bij dompelpompen
1.2 Produktgegevens
1.2.1 Aansluit- en capaciteitsgegevens
Aansluitspanning:
1~230 V – 50/60 Hz
3~230 V – 50/60 Hz
3~400 V – 50/60 Hz
Max. schakelvermogen: P2 ≤ 4 kW
(max. stroom 10 A)
Beschermingsklasse:
IP 41
Netzijdige zekering:
16 A, AC 3
Omgevingstemperatuur: 0 – 40° C
2 Veiligheid
De veiligheidsvoorschriften van de montage- en bedieningsvoor-
schriften van de aan te sluiten (aangesloten) pomp dienen te
allen tijde opgevolgd te worden.
3 Transport en opslag
De installatie moet bij transport en tussenopslag
ATTENTIE!
tegen vocht en mechanische beschadigingen
beschermd
mogen niet blootgesteld worden aan temperaturen
lager dan –10° C en hoger dan + 50° C.
4 Produktomschrijving
4.1 Vooraanzicht van de schakelkast (afb. 1)
Met de schakelkast ER 1 (-A) wordt de pomp automatisch bestuurd.
Het kastfront bevat de onderstaande schakelaars/aanwijzingen:
– hoofdschakelaar 3-polig (pos. 1) (L1, L2, L3)
0
AUS
I
EIN
– Keuzeschakelaar (pos. 2)
Automatisch
automatisch bedrijf met alle veiligheidsfuncties, elek-
tronische motorbeveiliging, droogloopbeveiliging en/of overloopbe-
veiliging.
0
AUS
handbedrijf: inschakeling van de pomp is onafhankelijk van
bedrijfsdruk en zonder veiligheidsfuncties. De WSK-functie blijft
bewaard. Deze instelling dient voor wenselijk voor testbedrijf. Het
handbedrijf loopt ca. 2 min. En schakelt daarna af.
– bedrijfsmelding (pos. 3): brand groen bij in bedrijf, knippert groen bij
motorstoring.
– storingsmelding (pos. 4): brand rood bij storing in waterkringloop.
4.2 Apparaatfuncties (afb. 2)
– interne elektronische motorbeveiliging: Ter voorkoming van over-
belasting moet de elektronische beveiliging van de pompmotor met
potentiaalmeter P1 op de nominale stroomwaarde van de pomp-
motor ingesteld worden. De WSK-klemmen dienen overbrugd te
worden.
– externe motorbeveiliging WSK/PTC: indien de motor over een wik-
kelingsbeveiligingscontact (WSK) of PTC-beveiliging beschikt, dan
dient de potentiaalmeter P1 op de maximale waarde (rechtsom)
ingesteld te worden.
– Nalooptijd: na de automatische afschakeling van de pomp is het
mogelijk een nalooptijd in te stellen. Deze wordt met potentiaalmeter
P2 tussen 0 en 2 min. ingesteld.
worden.
Elektronische
onderdelen
– TLS (droogloopbeveiliging): watervoorzienings- of brandblusinstal-
laties mogen beslist niet drooglopen. Voor de beveilging tegen
watertekort is er in de verzameltank een vlotterschakelaar (WA
65/95) of dompelelektrode aangebracht die de pomp afschakelt bij
te lage waterstand.
– Overloopbeveiliging: de systeem-elektronica voor de droogloopbe-
veiliging kan tevens worden benut als overloopbeveiliging. Hiervoor
dient de schakelfunctie middels omschakeling van de haakschake-
laar omgekeerd worden (zie tabel 2). Wanneer het vlotterschakelaar-
contact aangesproken wordt, gaat het rode storingslampje branden,
SSM kan worden gebruikt als alarmcontact. De pomp blijft echter
wel in werking. Herstelt zich automatisch wanneer de overloop
opgeheven is.
– TLS vertraging: Pompafschakeling na aanspreken van de droog-
loopbeveiliging alsook opnieuw inschakelen na opheffing van een
storing kunnen vertraagd worden. De vertragingstijd kan met de
potentiaalmeter P3 ingesteld worden tussen 2 sec. en 2 min.
– Testloop: Bij instelling van de testloop draait de pomp, telkens na
10 uur stilstand, 10 sec. Deze testloop is bijvoorbeeld belangrijk voor
de bedrijfszekerheid bij toepassing van brandblusinstallaties. Men
kan deze testloop uitschakelen door haakschakelaar S3 te sluiten.
4.3 Leveringsomvang
schakelkast ER 1 (-A)
(ER 1-A: 2 vlotterschakelaar WA 95, klaxon)
montage- en bedieningsvoorschriften
5 Plaatsing/inbouw
5.1 Montage
De schakelkast wordt met pluggen en schroeven (Ø 4 mm) aan de
wand bevestigd. Hierbij wordt het tussenraam als boorsjabloon
gebruikt.
5.2 Elektrische aansluiting (afb. 2)
De elektrische aansluiting dient door een plaatselijk erkend
installatiebedrijf volgens de geldende voorschriften te wor-
den uitgevoerd.
– stroomsoort en netspanning dienen overeen te komen met het
typeplaatje van de aan te sluiten pompmotor, overeenkomstig het
motorvermogen
– pomp/installatie volgens voorschrift aarden
– netaansluitkabel voor DM-uitvoering: 4 x 1,5 mm
2
voering: 3 x 1,5 mm
– aanwijzing m.b.t. het gebruik van schroefloze klemmen: tekening
4 laat zien hoe de klemmen met de bijgeleverde schroevedraaier
geopend dienen te worden. Een klem kan slechts een draad bevat-
ten
– de klemmen dienen als volgt aangesloten te worden:
(L), (N), PE:
netaansluiting 1~230 V,
Klemmen bij X4 volgens de aanwijzing "230 V" op de printplaat
doorverbinden
L1, L2, L3, PE:
netaansluiting 3~400 V,
Klemmen bij X4 volgens de aanwijzing "400 V" op de printplaat
doorverbinden (fabrieksinstelling)
L1, L2, L3, PE:
netaansluiting 3~230 V,
Klemmen bij X4 volgens de aanwijzing "230 V" op de printplaat
doorverbinden
U, V, PE:
wisselstroom-aansluiting voor pomp/motor
U, V, W, PE:
draaistroomaansluiting voor pomp/motor
SBM:
aansluiting voor externe bedrijfsmelding, potentiaalvrij maakcontact,
max. contactbelasting 250 V, 1 A. Bij draaiende motor is het contact
gesloten
SSM:
aansluiting voor externe verzamelstoringsmelding, potentiaalvrij wis-
selcontact, max. contactbelasting 250 V, 1 A.
2
, voor de EM-uit-
11