(= het verschil tussen de vereiste waarde en
de werkelijke waarde).
Draai de vleugelschroef weer vast.
Beweeg de bovenfrees weer omhoog en frees
nogmaals een proefstukje.
Na het instellen van de freesdiepte mag de
instelmarkering (26) op de dieptestop niet
meer veranderd worden, zodat de ingestelde
waarde altijd van de schaalverdeling afgelezen
kan worden.
5. GEBRUIK VAN DE TRAPBUFFER
a) Het verdelen van het freesproces in
meerdere trappen
Wij raden aan om diepe sneden in trappen
te frezen, waarbij u steeds een extra laagje
weghaalt. Door de trapbuffer te gebruiken, kan
het freesproces in meerdere trappen verdeeld
worden.
Stel de gewenste freesdiepte in met de
laagste trap van de trapbuffer. Daarna kunt u
de hogere trappen gebruiken voor de laatste
twee sneden.
b) Vooraf instellen van verschillende
freesdiepten
Als er voor het verwerken van een werkobject
meerdere verschillende freesdiepten nodig
zijn, kunnen deze ook met behulp van de
trapbuffer vooraf ingesteld worden.
6. TOEVOERRICHTING (Zie b, c)
De richting waarop het materiaal in de
bovenfrees komt, moet altijd tegengesteld zijn
aan de draairichting van de frees (opwaarts
frezen).
Als u met de draairichting van de frees mee
freest (neerwaarts frezen), kan de frees
losbreken, waardoor u er geen controle meer
over heeft.
7. FREESPROCES
Stel de freesdiepte in zoals eerder beschreven.
Plaats de bovenfrees op het werkobject.
Maak de klem los door deze met de klok mee
te draaien en laat de bovenfrees langzaam
zakken totdat de dieptestop de trapbuffer
raakt. Vergrendel de bovenfrees in die stand
door de klem tegen de klok in weer vast te
draaien en schakel daarna de bovenfrees in.
Zorg ervoor dat er een constante toevoer van
Bovenfrees
materiaal in de bovenfrees komt. Als u klaar
bent, schuift u de bovenfrees weer naar boven
en schakelt u hem uit.
8. FREZEN MET DE GELEIDEBUS
De geleidebus (24) maakt het mogelijk om met
een mal te frezen of om een patroon te frezen
op de werkobjecten.
Plaats de geleidebus (24) (Zie D)
Plaats de geleidebus in de bodem van de
geleideplaat (11). Zorg ervoor dat de pinnen in
de groeven van de geleidebus vallen.
9. FREESPROCES (Zie E)
WAARSCHUWING: Kies een frees
met een kleinere diameter dan de
binnendiameter van de geleidebus.
Plaats de bovenfrees met de geleider tegen
de mal. Draai de klem met de klok mee los
en laat de bovenfrees langzaam richting
het werkobject zakken totdat de ingestelde
freesdiepte is bereikt.
Plaats de bovenfrees met de geleidebus
tegen de mal, terwijl u zachte zijwaartse druk
uitoefent.
OPMERKING: De mal moet minstens 8
mm dik zijn. Dit komt door de hoogte van de
geleidebus.
10. TOEPASSINGEN VORMEN
Om een toepassing te vormen zonder parallel
geleider, moet de bovenfrees uitgerust
worden met een zoeker of een kogellager.
Plaats de bovenfrees zijwaarts tegen het
werkobject aan en laat de frees met het
werkobject in contact komen totdat de zoeker
of de kogellager van de bovenfrees de hoek
van het te verwerken werkobject raakt. Leid
met gebruik van beide handen de bovenfrees
langs de hoek van het werkobject, terwijl u
ervoor zorgt dat de voetplaat stevig staat.
Te veel druk kan de hoek van het werkobject
beschadigen.
11. FREZEN MET BEHULP VAN DE
PARALLEL GELEIDER (Accessoire – zie
F,G)
• Schuif de parallel geleider (21) met de
geleiderstaven (27) in de grondplaat (10) en
bevestig ze volgens de gewenste maat met de
69
69
NL