De functie LNA (Low Noise Amplifier)
De beeldstandaard aanpassen
U kunt ook met behulp van de
toets P.MODE op de
afstandsbediening een
beeldinstelling selecteren.
Aangepast beeld instellen
Deze functie is vooral handig wanneer de tv wordt gebruikt in gebieden waar
het signaal zwak is. De functie LNA versterkt het TV-signaal in het gebied met
het zwakke signaal, een ruisvrije versterker versterkt het inkomende signaal.
1.
Druk op de toets MENU voor weergave van het menu. Druk op de
toets om "Kanaal" te selecteren en druk vervolgens op ENTER.
2.
Druk op de
of
toets om "LNA" te selecteren en druk vervolgens op ENTER.
3.
Selecteer "Uit" of "Aan" door op de
4.
Druk op de toets EXIT om af te sluiten.
Als het beeld ruis vertoont wanneer LNA is ingeschakeld, schakelt u deze uit.
De LNA-instelling moet voor elk afzonderlijk kanaal worden ingesteld.
U kunt het beeld selecteren dat het best overeenkomt met uw wensen.
1.
Druk op de toets MENU voor weergave van het menu. Druk op de
toets om "Beeld" te selecteren en druk vervolgens op ENTER.
2.
Druk nogmaals op de toets ENTER om "Modus" te selecteren.
Druk nogmaals op ENTER.
3.
Druk op de toets
Druk op ENTER.
4.
Druk op de toets EXIT om af te sluiten.
Dynamisch: Dynamisch: Stelt het beeld in op hoge-definitie voor in een lichte ruimte.
Standaard: Stelt het beeld in voor optimale weergave in een normale omgeving.
Film: Stelt het beeld in voor een comfortabele weergave in een donkere ruimte.
Aangepast: Voor weergave van uw favoriete beeldinstellingen.
(Zie "Aangepast beeld instellen")
De beeldmodus moet apart ingesteld worden voor elke ingangsbron.
Selecteer "Reset" om terug te keren naar de beeldinstellingen zoals deze
standaard in de fabriek zijn ingesteld.
(Zie "De beeldinstellingen terugstellen naar de standaard fabrieksinstellingen" op pagina 14)
U kunt het beeld instellen zodat het overeenkomt met uw wensen.
1.
Om het gewenste beeldeffect te selecteren, volgt u de instructies 1 t/m 3
van "De beeldstandaard aanpassen".
2.
Druk op de toets
Druk op ENTER.
3.
Druk op de toets
verhogen of verlagen. Druk op ENTER.
4.
Druk op de toets EXIT om af te sluiten.
Contrast: Hiermee kunt u de het verschil tussen licht en donker van objecten op de
achtergrond aanpassen.
Helderheid: Hiermee past u de helderheid van het gehele scherm aan.
Scherpte: Hiermee past u de randen van objecten aan, door ze scherper of vager te maken.
Kleur: Hiermee past u de kleuren aan door ze lichter of donkerder te maken.
Tint (alleen NTSC): Hiermee past u de kleuren van objecten aan door ze roder of groener te maken
voor een natuurlijk effect.
De aangepaste waarden worden opgeslagen volgens de geselecteerde beeldmodus.
In de modus PC kunnen alleen "Contrast", "Helderheid" en "Kleur" worden aangepast.
Nederlands-12
of
toets te drukken. Druk op de toets ENTER.
of
om het gewenste beeldeffect te selecteren.
of
om een specifiek item te selecteren.
of
om de waarde van een specifiek item te
of
of