Bedienings-en onderhoudsinstructies
Infrarood-afstandsbediening
�����������
������������
����������������������
��������������
��������������������
Nota: gebruik uitsluitend alkaline batterijen AAA.
1. Met de toets ON/OFF kan de air-
conditioner in- en uitgeschakeld
worden.
2. Kiezen bedrijfsfunctie
Er zijn vijf bedrijfsfuncties:
De bedrijfsfunctie van het systeem kan met
de toets MODE ingesteld worden.
Modellen
Bedrijfsfunctie
Enkel koeling
Ventilator - Luchtontvochtiging - Koeling
Koeling/verwarming
Ventilator - Luchtontvochtiging - Verwarming
- Auto
Functie ventilator
In deze functie werkt alleen de ventilator.
De ventilatorsnelheden (laag-middel-hoog)
+ auto kunnen ingesteld worden. Tijdens het
bedrijf in koeling of verwarming, mits AUTO
gekozen is, verandert de ventilatorsnelheid
automatisch in de volgorde laag-middel-
hoog of hoog-middel-laag afhankelijk van
het verschil in de ruimtetemperatuur en de
consignatiepunten.
Functie luchtontvochtiging
In de functie DRY werkt het toestel in de
functie koeling en de ventilator in auto als de
ruimtetemperatuur boven het consignatie-
punt ligt. Als deze onder het consignatiepunt
ligt, wordt de in- en uitschakelperiode van
de compressor en de ventilator op een vaste
herhaalcyclus ingesteld overeenkomstig het
verschil tussen de ruimtetemperatuur en het
consignatiepunt.
Functie koeling
In de functie COOL kan de ventilatorsnelheid
laag-middel-hoog-auto ingesteld worden.
Functie verwarming
In de functie HEAT kan de ventilatorsnelheid
����
�
���������������
�
������������������
��������������������
���
���������������������������
���
���������������������
����
���
���
�����
�����������������������
������
�������
laag-middel-hoog-auto ingesteld worden. Ter
voorkoming van koude lucht afkomstig van
het toestel tijdens de verwarmingscyclus,
als de temperatuur van de batterij te laag is,
schakelt de ventilator uit. Stijgt de tempera-
tuur van de batterij door de werking van de
compressor, dan wordt de ventilator opnieuw
ingeschakeld. Dit gebeurt ook bij het aanzet-
ten van het toestel waarbij het inschakelen
van de ventilator vertraagd wordt totdat
de temperatuur tot de ingestelde waarde
gedaald is.
Functie auto
In de functie AUTO wordt automatisch
tussen de functies koeling en verwarming
omgeschakeld als de ruimtetemperatuur
boven of onder het consignatiepunt ligt. De
unit werkt in de functie koeling als de ruim-
tetemperatuur boven het consignatiepunt
ligt en in verwarming als deze onder het
consignatiepunt ligt. Dit is de aanbevolen
bedrijfsfunctie.
3. Instellen van de ruimtetempera-
tuur
Druk op de toets +C of -C om het con-
signatiepunt van de ruimtetemperatuur te
wijzigen. Deze dient tussen 16 en 32°C
ingesteld te zijn.
- Kiezen van de ventilatorsnelheid en de
stand van het uitblaasornament:
Men kan kiezen uit drie snelheden: Laag-
Middel-Hoog. Druk op de toets FAN om de
gewenste luchtstroom in te stellen. Het sym-
bool FAN geeft de gekozen snelheid aan.
De toets SWING wordt gebruikt om de
uitblaasornamenten te regelen. Als deze
toets één keer ingedrukt wordt, staat het
uitblaasornament stil; als de toets nogmaals
ingedrukt wordt, beweegt het uitblaasor-
nament en wordt de lucht over het vertrek
verdeeld.
4. Functies van de tijdschakelklok
De regeling is met een tijdschakelklok uit-
gerust waarmee de in- en uitschakeltijden
van de unit ingesteld zijn. De functionele pro-
grammeringen die in de regeling opgeslagen
zijn, worden gekozen bij het inschakelen van
het toestel-
Voor het gebruik van de tijdschakelklok gaat
men als volgt te werk:
Tijdschakelklok in-/uitschakelen
De functie tijdschakelklok in-/uitschakelen
wordt geregeld door op de toetsen T-ON en
T-OFF te drukken. Om het toestel op een
bepaald tijdstip in te schakelen wanneer het
uit staat, drukt men herhaaldelijk op de toets
T-ON die in eenheden van een half uur ver-
springt, totdat het gewenste inschakeltijdstip
bereikt is. Het toestel schakelt in wanneer de
ingestelde tijd die in het geheugen van het
toestel opgeslagen is, verstreken is.
Op dezelfde wijze dient men om het toestel
op een bepaalde tijd te laten uitschakelen
wanneer het in bedrijf is, op dezelfde wijze
te werk te gaan en herhaaldelijk de toets
T-OFF in te drukken totdat het gewenste
tijdstip bereikt is.
5. Nachtprogramma Sleep
Functie koeling
In de functie Sleep tijdens het bedrijf in
koeling werkt het toestel in de volgende
opeenvolging van stappen: 1 - 2.
Stap 1 Het toestel werkt in de functie
Stap 2 Nadat het consignatiepunt van de
NL
KOELING
ONTVOCHTIGING
VENTILATIE
VERWARMING
AUTOMATISCH BEDRIJF
SLAAPPROGRAMMA
����
AUTOMATISCHE VENTILATIE
VENTILATIESNELHEID
koeling totdat het consignatiepunt
van de ruimtetemperatuur bereikt
wordt.
ruimtetemperatuur bereikt is, werkt
het toestel in de functie koeling ten
einde de ruimtetemperatuur tussen
de grenzen van het consignatiepunt
+1 en +2°C tijdens 1 uur te hou-
den.
21