Sluit het toestel alleen als volgt aan:
– met de DC-aansluitkabel aan een DC-stopcontact in het
voertuig
– of met de AC-aansluitkabel op het wisselstroomnet
Trek de stekker nooit aan de aansluitkabel uit het stopcontact.
Als het koeltoestel aan de DC-contactdoos is aangesloten:
Klem uw koeltoestel en andere verbruikers van de accu af voor
u een snellader aansluit.
Als het koeltoestel aan de DC-contactdoos is aangesloten:
Verbreek de verbinding of schakel het koeltoestel uit, als u de
motor uitschakelt. Anders kan de accu worden ontladen.
Het koeltoestel is niet geschikt voor het transport van bijtende of
oplosmiddelhoudende stoffen.
Deze koeltoestel bevat in de isolering brandbaar cyclopentaan.
De gassen in het isoleringsmateriaal vereisen een bijzonder
afvoerproces. Voer het apparaat aan het einde van zijn levens-
duur af volgens de voorschriften.
Gebruik geen elektrische toestellen binnen de koeltoestel,
behalve als deze toestellen daarvoor door de fabrikant worden
aanbevolen.
Zet het toestel niet in de buurt van open vlammen of andere
warmtebronnen (verwarming, sterke zonnestraling, gasovens
enz.).
Gevaar voor oververhitting!
Zorg er altijd voor dat er rond het koeltoestel minimaal 50 mm
ventilatie is. Houd het ventilatiebereik vrij van objecten die de
luchtstroom rond de koelcomponenten kunnen hinderen.
Plaats het koeltoestel niet in gesloten ruimtes of bereiken met
minimale luchtstroming.
Let erop dat de ventilatiesleuven niet worden afgedekt.
Doe geen vloeistoffen of ijs in het binnenreservoir.
Dompel het toestel nooit onder water.
Bescherm het toestel en de kabels tegen hitte en vocht.
NL
65