3.
Volg dan de beschrijving in het hoofdstuk "Object-
lokalisering met de standaardmodus" voor ferrome-
talen.
6.5 Lokalisering uitsluitend van non-ferrometalen
1.
Schakel het apparaat in.
Activeer in het instellingenmenu de meetmodus voor
non-ferrometalen en deactiveer de meetmodus voor
ferrometalen.
De modus voor beperkte dieptemetingen wordt au-
tomatisch gedeactiveerd.
2.
Volg dan de beschrijving in het hoofdstuk "Ob-
nl
jectlokalisering met de standaardmodus" voor non-
ferrometalen.
6.6 Nauwkeurige dieptemeting van wapeningsstaal
AANWIJZING
De nauwkeurige dieptemeting is alleen voor wapenings-
ijzer in beton mogelijk.
1.
Schakel het apparaat in.
Activeer in het instellingenmenu de meetmodus voor
ferrometalen en deactiveer de meetmodus voor non-
ferrometalen.
7 Verzorging en onderhoud
7.1 Reinigen en drogen
1.
Reinig het apparaat alleen met een schone en zachte
doek; bevochtig het zo nodig met zuivere alcohol of
wat water.
AANWIJZING Geen andere vloeistoffen gebruiken
omdat deze de kunststof delen kunnen aantasten.
2.
Neem bij de opslag van uw uitrusting de tempera-
tuurlimieten in acht, speciaal in de winter / zomer.
80
2.
Plaats het apparaat langzaam en voorzichtig op de
te onderzoeken ondergrond en maak een zijwaartse
beweging.
Nadert het apparaat een wapeningsstaaf, dan knip-
pert het ferrosymbool, branden de status-LED's
rood en stijgt de amplitude van de signaalsterk-
tebalk en bereikt zijn maximum wanneer het ap-
paraat over het centrum van de wapeningsstaaf
ligt. Wordt het apparaat verder bewogen en wordt
de wapeningsstaaf gepasseerd, dan branden de
status-LED's groen en daalt de weergegeven ampli-
tude in de signaalsterktebalk. Voor de nauwkeurige
lokalisering van het object beweegt u het apparaat
in de tegengestelde richting, tot de status-LED's
weer rood branden en de signaalsterktebalk weer
de maximale stand bereikt. In de buurt van het
maximum wordt in het displayveld de eerste meting
van de diepte weergegeven.
3.
Druk nu de meettoets in en binnen drie seconden
verschijnt de nauwkeurige diepte.
6.7 Beperkte dieptemeting
AANWIJZING
Deze meting maakt het mogelijk om wapeningsstangen
binnen een vooraf gedefinieerd meetbereik te lokaliseren.
AANWIJZING
Bij het werken in deze modus moet bij de vooringestelde
diepte een veiligheidsafstand tot het wapeningsstang in
acht worden genomen.
1.
Schakel het apparaat in.
2.
Activeer in het instellingenmenu ferrometalen en het
gewenste dieptemetingbereik, waarin u de wape-
ningsstangen zoekt. Indien gewenst kunt u de de-
tectie van non-ferrometalen deactiveren.
3.
Druk de meettoets in om het gewensten maximale
meetdieptebereik (25, 50 of 75 mm; 1, 2 of 3 inch)
te selecteren.
4.
Gebruik
het
apparaat,
"Objectherkenning met de standaardmodus" voor
ferrometalen beschreven. In deze meetmodus
worden alleen objecten weergegeven, die minder
diep liggen dan de ingestelde meetdiepte.
De laatste instelling wordt opgeslagen.
7.2 Opslaan
Apparaten die nat zijn geworden, dienen te worden uit-
gepakt. Apparaten, transportcontainers en toebehoren
moeten worden gedroogd (bij hoogstens 40° / 104°F)
en gereinigd. De apparatuur pas weer inpakken als alles
helemaal droog is.
zoals
in
hoofdstuk