InPro 7100 (i) Conductivity Sensors
4 Installatie en ingebruikname
1. Controleer de conductiviteitssensor bij het uit-
pakken op mogelijke schade. Meld eventuele
beschadigingen onmiddellijk aan de vervoerder
of expediteur en aan uw leverancier.
2. Elke conductiviteitssensor uit de InPro 7100 i-se-
rie heeft een geïntegreerde NTC-temperatuur-
sensor. De InPro 7100-serie is voorzien van
een geïntegreerde Pt1000-temperatuursensor
(IEC 751 klasse A).
3. De nominale celconstante is 0,31 cm
waarde wordt afgedrukt op het certificaat.
4. Op het certificaat wordt ook een extra factor
vermeld. Als een M300- of M400-transmitter
wordt gebruikt:
– InPro 7100 i: deze factor wordt automatisch
– InPro 7100: deze factor moet in het menu
5. De celconstante van elke sensor wordt afzon-
derlijk gemeten en op het bijbehorende kwali-
teitscertificaat afgedrukt. Alle kalibraties moe-
ten traceerbaar zijn overeenkomstig NIST- en/of
ASTM-normen.
6. Installeer de conductiviteitssensor zo dat het
medium rechtstreeks in contact komt met de
elektroden. Bij installatie op andere wijze be-
staat er een risico op insluiting van lucht of op
de vorming van harde verontreinigde afzettin-
gen. De conductiviteitscel moet bij voorkeur
worden geïnstalleerd met een afstand van ten
minste 30 mm tussen de leiding en het uiteinde
van de conductiviteitscel.
7. Verticale installatie is alleen mogelijk als de
leiding is gevuld en er geen luchtbellen kunnen
ontstaan. Bij installatie aan de zijkant moet de
stroomrichting omhoog lopen.
8. Houd er rekening mee dat het meetbereik sterk
afhangt van de transmitter die wordt gebruikt.
InPro 7100 (i)
52 005 463
overgedragen naar de trans-
mitter.
Quick Setup (Snelle set-up)
worden ingevoerd onder
"Cell A".
© 01 / 18 Mettler-Toledo GmbH
nl
39
. De exacte
–1
Printed in USA