KENNISGEVING:
nooit volledig uit.
KENNISGEVING:
greep geleidelijk teruglopen in de behuizing. Als
u dat niet doet, kan de trekstarthandgreep tegen uw
lichaam aan zwiepen of het trekstartkoord niet goed
opgewonden worden.
OPMERKING: Als de motor ontsteekt en afslaat,
zet u de chokehendel terug in de geopende stand
en trekt u enkele malen aan de trekstarthandgreep
om de motor opnieuw te starten.
6.
Nadat de motor is gestart, zet u de chokehendel
omlaag in de geopende stand.
OPMERKING: Zet de chokehendel helemaal open
voordat u de gashendel/gastrekker bedient.
OPMERKING: Bij lage temperatuur of wanneer de
motor niet warm genoeg is, mag u nooit de chokehen-
del plotseling helemaal open zetten. Anders kan de
motor afslaan.
7.
Laat de motor gedurende 2 tot 3 minuten opwar-
men op stationair of een laag motortoerental.
8.
Het opwarmen is voltooid wanneer het motortoe-
rental vanaf stationair draaien snel toeneemt zodra u
vol gas geeft.
OPMERKING: Als u meerdere keren aan de
trekstarthandgreep trekt met de chokehendel in de
gesloten stand, kan de motor moeilijk te starten zijn
omdat deze door te veel brandstof is verzopen. Als de
motor door te veel brandstof is verzopen, verwijdert u de
bougie en trekt u een paar keer snel aan de trekstarthand-
greep om het overschot aan brandstof te verwerken. Maak
de elektrode van de bougie goed droog.
Trek het trekstartkoord
Laat de trekstarthand-
Wanneer de motor warm is (warme start)
LET OP:
Pas op dat u uw hand niet ver-
brandt. Draag handschoenen bij het starten van
de motor.
1.
Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond.
2.
Druk enkele keren op de opvoerpomp.
3.
Zorg ervoor dat de chokehendel open staat.
4.
Plaats uw linkerhand bovenop de bladbla-
zer en trek langzaam met uw rechterhand aan de
trekstarthandgreep tot u compressie voelt. Trek daarna
krachtig aan de trekstarthandgreep.
De motor uitzetten
Laat de gastrekker los en zet daarna de stophendel in
de stand "O".
2
1
► 1. Gastrekker 2. Stophendel
IJsafzetting in de carburateur voorkomen
KENNISGEVING:
ratuur hoger is dan 10°C, zet u de hendel altijd terug in de
normale stand (aangegeven met een zonnetje). Ander kan de
motor door oververhitting beschadigd worden.
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is en de lucht-
vochtigheid hoog is, kan waterdamp binnenin de carbu-
rateur bevriezen, waardoor de motor onregelmatig gaat
draaien (ijsafzetting in de carburateur). Verander indien
nodig de stand van de antivrieshendel als volgt.
1.
Verwijder de schroef en trek de antivrieshendel eruit.
2.
Plaats de antivrieshendel als volgt:
In een warmere omgeving dan 10°C
Zet de nok op de markering 'zon' (warme stand).
10°C of koudere omgeving
Zet de nok op de markering 'sneeuw' (antivriesstand).
93 NEDERLANDS
Wanneer de omgevingstempe-