Synchroniseren bij analoge koppeling
Controleer de kabelverbindingen om de betreffende stuuringang te vin-
den.
INSTRUCTIE
I
De diagnosemodi dienen ter controle van alle onderdelen en func-
ties van de snelheidsregelaar. De snelheidsregelaar gebruikt een
intern gegenereerd referentiesignaal voor de test van de elektroni-
camodule in diagnosmodus B.
Indien de snelheidsregelaar na succesvolle beëindiging van
diagnosemodus B niet correct functioneert, is er doorgaans sprake
van een storing bij de aftakking van het snelheidssignaal.
Diagnosemodus A
Diagnosemodus A controleert de elektronische onderdelen en de elektrische
aansluitingen.
De LED in de elektronicamodule en de geïntegreerde zoemer geven parallel
de correcte werking van de bekabeling en de onderdelen aan. Bij een con-
trole achteraf van de onderdelen is het niet nodig om de elektronicamodule
bloot te leggen, aangezien de akoestische signalen parallel lopen met de op-
tische signalen.
U krijgt een bevestiging via de LED en de zoemer bij het bedienen van de
volgende onderdelen of bij aanwezigheid van de volgende signalen:
SET-toets
RES-toets
Rem
Koppelingsschakelaar
Neutrale veiligheidsschakelaar
Snelheidssignaal in leermodus
Toerentalsignaal in leermodus
Het akoestische en optische signaal wordt per ingang maximaal tien secon-
den uitgestuurd om te garanderen dat andere meldingen niet worden onder-
drukt.
Als u bij het activeren van een van de bovenvermelde functies geen akoes-
tisch resp. optisch signaal ontvangt:
Controleer de elektrische bekabeling.
40
MagicSpeed MS880
NL