OBJ_BUCH-203-004.book Page 57 Wednesday, November 23, 2011 9:50 AM
– Draai de vleugelschroef op de diepteaanslag 14 zodanig
dat de diepteaanslag 15 vrij kan bewegen.
– Duw de ontgrendelingshendel 22 omlaag en geleid de bo-
venfrees langzaam omlaag tot de frees 7 het werkstukop-
pervlak raakt. Laat de ontgrendelingshendel 22 weer los
om deze invaldiepte vast te zetten.
– Duw de diepteaanslag 15 omlaag tot deze de standenaan-
slag 10 raakt. Zet de schuif met de indexmarkering 16 op
stand „0" van de freesdiepteschaalverdeling 18.
– Stel de diepteaanslag 15 op de gewenste freesdiepte en
draai de vleugelschroef op de diepteaanslag 14 vast. Let
erop dat u de schuif met de indexmarkering 16 niet meer
verstelt.
– Druk op de ontgrendelingshendel 22 en geleid de bovenf-
rees naar de bovenste stand.
Bij grotere freesdiepten dient u een aantal bewerkingsstap-
pen met telkens een geringe spaanafname uit te voeren. Met
behulp van de standenaanslag 10 kunt u de freesbewerking in
verschillende fasen verdelen. Stel daarvoor de gewenste
freesdiepte met de laagste stand van de standenaanslag in en
kies voor de eerste bewerkingsstappen eerst de hoogste
standen. De afstand van de standen kan door het verdraaien
van de instelschroeven 11 veranderd worden.
Na eenmaal proeffrezen kunt u door aan de draaiknop 20 te
draaien de freesdiepte nauwkeurig op de gewenste maat in-
stellen. Draai tegen de wijzers van de klok in om de freesdiep-
te te vergroten. Draai met de wijzers van de klok mee om de
freesdiepte te verkleinen. De schaalverdeling 19 dient daar-
bij ter oriëntatie. Een slag komt overeen met een verstelweg
van 2,0 mm. Een maatstreepje op de bovenrand van de
schaalverdeling 19 komt overeen met een verandering van de
verstelweg met 0,1 mm. De maximale verstelweg bedraagt
± 8 mm.
Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn. Het
proeffrezen leverde een freesdiepte van 9,6 mm op.
– Til de bovenfrees op leg bijvoorbeeld een stuk resthout on-
der de glijplaat 9, zodat de frees 7 bij het omlaag bewegen
het werkstuk niet raakt. Duw de ontgrendelingshendel 22
omlaag en geleid de bovenfrees langzaam omlaag tot de
diepteaanslag 15 de standenaanslag 10 raakt.
– Draai de schaalverdeling 19 op „0" en draai de vleugel-
schroef 14 los.
– Draai de draaknop 20 0,4 mm/4 maatstreepjes (verschil
tussen gewenste en werkelijke waarde) in de richting van
de wijzers van de klok en draai de vleugelschroef 14 vast.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
Verander na het instellen van de freesdiepte de positie van de
schuif 16 op de diepteaanslag 15 niet meer, zodat u altijd de
freesdiepte van het moment op de schaalverdling 18 kunt af-
lezen.
Tips voor de werkzaamheden
Bescherm frezen tegen schokken en stoten.
Freesrichting en freesbewerking (zie afbeelding E)
De freesbewerking moet altijd tegen de draairichting
van het freesgereedschap 7 in plaatsvinden (tegenlo-
pend). Bij het frezen met de draairichting mee (gelij-
Bosch Power Tools
klopend frezen) kan het elektrische gereedschap uit
uw hand worden getrokken.
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-
diepte instellen".
– Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesge-
reedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het
elektrische gereedschap in.
– Duw de ontgrendelingshendel 22 omlaag en geleid de bo-
venfrees langzaam omlaag tot de ingestelde freesdiepte
bereikt is. Laat de ontgrendelingshendel 22 weer los om
deze invaldiepte vast te zetten.
– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse
beweging uit.
– Geleid na beëindiging van de freesbewerking de bovenf-
rees in de bovenste stand terug.
– Schakel het elektrische gereedschap uit.
Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding F)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het frezen
van groeven kunt u een plank of een plint als hulpgeleider op
het werkstuk bevestigen en de bovenfrees langs de hulpgelei-
der bewegen. Geleid de bovenfrees aan de afgevlakte zijde
van de glijplaat langs de hulpgeleider.
Kanten- en vormfrezen
Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet
het freesgereedschap zijn voorzien van een pen of lager.
– Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap van op-
zij naar het werkstuk tot de pen of het lager van het frees-
gereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk
ligt.
– Geleid het elektrische gereedschap met beide handen
langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het
gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te
sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.
Frezen met parallelgeleider (zie afbeelding G)
Duw de parallelgeleider 29 met de geleidingsstangen 30 in de
voetplaat 12 en draai deze met de vleugelschroeven 5 over-
eenkomstig de vereiste maat vast. Met de vleugelschroeven
31 en 32 kunt u de parallelgeleider bovendien in de lengte in-
stellen.
Met de draaiknop 33 kunt u na het losdraaien van beide vleu-
gelschroeven 31 de lengte fijn instellen. Een slag komt daarbij
overeen met een verstelweg van 2,0 mm. Een van de maats-
treepjes op de draaiknop 33 komt overeen met een verande-
ring van de verstelweg van 0,1 mm.
Met de aanslagrail 34 kunt u het effectieve aanlegvlak van de
parallelgeleider veranderen.
Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap met gelijk-
matige voorwaartse beweging en zijwaartse druk op de paral-
lelgeleider langs de rand van het werkstuk.
Bij het frezen met de parallelgeleider 29 moet de afzuiging
van stof en spanen plaatsvinden via de speciale afzuigadapter
35. De afzuigadapter 27 kan gemonteerd blijven.
Frezen met freescirkel (zie afbeelding H)
Voor ronde freeswerkzaamheden kunt u de freescirkel/gelei-
derrailadapter 36 gebruiken. Monteer de freescirkel zoals op
de afbeelding getoond.
Nederlands | 57
1 619 929 J79 | (23.11.11)