5.1 Ingangen
Het ingangssignaal moet een lijnniveau hebben. Als
ingang van elk kanaal kunnen de XLR-jacks (15), de
6,3-mm-jacks (14) of de cinch-jacks (10) gebruikt
worden. De XLR-stekkers en de 6,3-mm-jacks zijn
gebalanceerd, maar kunnen ook ongebalanceerd
aangesloten worden. Verbind hiervoor de pinnen 1
en 3 op de XLR-plug resp. de contacten "GND"
(ground) en de "-" van de 6,3-mm-plug. De aanslui-
ting wordt in figuur 3 getoond.
5.2 Uitgangen
Als uitgang van elk kanaal kunnen de XLR-jacks
(13), de 6,3-mm-jacks (12) of de cinch-jacks (11)
gebruikt worden. De XLR en de 6,3-mm-jacks zijn
gebalanceerd, maar zij kunnen eveneens onafhan-
kelijk van de ingang ongebalanceerd aangesloten
worden. Hiervoor sluit u pin 3 van de XLR-ingang
resp. de "-"-aansluiting van de 6,3-mm-jack niet aan.
De aansluiting is te zien in figuur 3.
5.3 Netaansluiting
Verbind uiteindelijk de equalizer met het elektrici-
teitsnet (230 V~/50 Hz). Plaats alle regelaars in de
middelste stand alvorens het toestel in te schakelen
en zorg er voor dat de toetsen EQ ON (2) niet inge-
drukt zijn.
6 De equalizer instellen
6.1 Inschakelen / massaschakelaar
1) Plaats alle regelaars in de middelste stand alvo-
rens in te schakelen. Zorg ervoor dat de EQ ON-
schakelaar (2) niet ingedrukt is.
2) Schakel de equalizer met de POWER-schakelaar
(7) in. Afhankelijk van de voorinstellingen lichten
ter controle een aantal LED's op.
3) Mocht er een brom zijn door een aardlus (bijvoor-
beeld een massaverbinding van een behuizing
via de rack met een andere behuizing) plaats dan
de massaschakelaar (9) van de equalizer in de
conectarse sin balancear. En la clavija XLR, puntear
los pines 1 y 3 y en el jack 6,3 mm los contactos
"GND" (masa) y "-". La conexión de los pines, sin
balancear, se describe en la figura 3.
5.2 Salidas
Puede usarse como salida en cada canal, la cone-
xión XLR (13), jack 6,3 mm (12) o RCA (11). La
conexión XLR y jack 6,3 mm es balanceada, pero
también pueden conectarse sin balancear, indepen-
dientemente del tipo de conexión en la entrada. Para
utilizarlo sin balancear no conectar el pin 3 de la cla-
vija XLR o el contacto "-" del jack 6,3 mm. La cone-
xión de los pines se describe en la figura 3.
5.3 Alimentación principal
Finalmente, conectar el equalizador con el cable de
alimentación en una toma 230 V~/50 Hz. Antes de la
primera conexión, poner todos los controles en la
posición media y desconectar la función EQ ON (2)
(no pulsado).
6 Ajuste del equalizador
6.1 Conexión / Interruptor masa
1) Antes de la conexión poner todos los controles en
la posición media. Desconectar las funciones
EQ ON (2) (no pulsados).
2) Conectar el equalizador con el interruptor
POWER (7). Según los ajustes realizados, algu-
nos de los LEDs de control pueden encenderse.
3) Si hubiera algún tipo de ruido debido a alguna
realimentación (por ejemplo: conexión a masa del
ecualizador mediante el rack con otra caja),
poner el interruptor de masa (9) en la posición
FLOAT. De esta forma, la señal de masa se
separa de la caja.
4) Cuando entra señal en el ecualizador. Si uno de
los LEDs PEAK (3) se enciende, reducir el nivel
de entrada de señal con el control LEVEL (6).
FLOAT-stand. Hierdoor wordt de signaalmassa
gescheiden van de kastmassa.
4) Stuur een ingangssignaal naar de equalizer.
Wanneer één van de PEAK-LED's (3) oplicht, ver-
minder dan het ingangsniveau van beide kanalen
met de LEVEL-regelaar (6).
6.2 Algemene informatie over de frequentie-
bereiken
Het bereik van het menselijke gehoor reikt van onge-
veer 20 Hz tot 20 kHz, de bovengrens is voor een
groot gedeelte afhankelijk van de leeftijd. Op een
leeftijd van bijvoorbeeld 65 jaar gaat deze boven-
grens tot onder de 10 kHz. Het gehoor is het gevoe-
ligst voor frequenties tussen 1 en 4 kHz. Binnen dit
bereik hoort men het best. Hierdoor worden veran-
deringen van de equalizerinstellingen in dit bereik
duidelijker waargenomen dan veranderingen voor de
hoge en de lage frequenties.
Fig. 4 toont de grondtonen en de harmonischen
van sommige muziekinstrumenten en van de men-
selijke stem. Het grondtoonbereik (wit) geeft aan
welke toonhoogte gespeeld kan worden. Het harmo-
nische bereik (grijs) toont de frequenties die verant-
woordelijk zijn voor klankleur van het instrument.
6.3 Instellen van het frequentiebereik
Opgelet! Bij een grote versterking vooral van de
bas- en tweeterbereiken kunnen luidsprekers snel
overbelast en beschadigd worden.
Extra equalizers in het Hifi-systeem, bijvoorbeeld
op de versterker, moeten eerst op nul (middelste
stand) geplaatst worden en mogen niet meer
veranderd worden.
1) Druk de EQ ON-toetsen (2) in. Hierdoor worden
de instellingen geactiveerd. Zolang de regelaars
in de middelste positie staan, verandert de klank
niet.
2) De LOW CUT-toetsen (5) moeten ingedrukt wor-
den. Hierdoor wordt het subsonische filter geac-
tiveerd, tegelijkertijd zijn de basluidsprekers
beschermd tegen frequenties die te laag zijn.
6.2 Información general de los rangos de fre-
cuencia
El rango de percepción del oído humano oscila apro-
ximadamente entre 20 Hz y 20 kHz, el límite supe-
rior, generalmente, varia con la edad. A los 65 años
este límite suele descender hasta los 10 kHz. La
mayor sensibilidad del oído se sitúa aprox. entre 1 y
4 kHz. Las modificaciones realizadas con el ecua-
lizador entre estos valores, podrán oirse más clara-
mente que los realizados en las frecuencias más
graves o agudas.
En la figura 4 pueden observarse las frecuencias
fundamentales y los armónicos de varios instrumen-
tos musicales, así como también la voz humana. El
rango fundamental (blanco) indica que tonos pueden
reproducirse. El rango armónico (gris) nos muestra
las frecuencias responsables del sonido caracterís-
tico de cada instrumento.
6.3 Ajuste del nivel de las frecuencias
Precaución! Con un exceso de amplificación en
los niveles de frecuencia, tanto en los graves
como en los agudos, puede sobrecargar y destruir
los altavoces.
Los ecualizadores adicionales del sistema HiFi,
por ejemplo en el amplificador, deben ponerse a
cero (posición media) y no deben modificarse en
ningún momento.
1) Presionar las teclas EQ ON (2). De esta forma se
activan los ajustes realizados en el ecualizador.
Mientras los controles se sitúen en la posición
media, el tono no sufrirá ningún cambio.
2) Las teclas LOW CUT (5) debe estar presionado.
De esta forma el filtro subsónico está activado, y
al mismo tiempo los altavoces de graves están
protegidos de las frecuencias demasiado bajas.
3) Las teclas RANGE (4), para empezar, no debe
estar pulsado. De esta forma el rango de los con-
troles (1) estará en ±6 dB, y se encenderá el LED
verde "±6". Podrá realizarse un ajuste muy pre-
ciso de los niveles. Si con un rango de 6 dB no es
suficiente, poner primero los controles (1) en su
posición media, y luego pulsar la tecla RANGE
3) De RANGE-toetsen (4) mogen aanvankelijk niet
ingedrukt worden. De groene LED "±6" licht op en
het bereik van de regelaars (1) wordt op ±6 dB
geplaatst. Het niveau kan zeer precies. Is het
6 dB-bereik niet voldoende, plaats dan eerst de
regelaars (1) opnieuw in de middelste stand en
plaats het regelbereik in de stand ±12 dB met de
RANGE-toets (4). Nu licht de rode LED "±12" op.
4) De individuele regelaars voor het niveau van het
frequentiebereik (1) moeten voor ieder kanaal
afzonderlijk als volgt ingesteld worden:
6.3.1 Subwoofer-bereik (25 Hz, 40 Hz)
Er is nauwelijks een instrument dat zulke lage fre-
quenties produceert. De regelaars voor dit bereik
dienen om eventuele stoorgeluiden (bijvoorbeeld
plaatruis van draaitafels, subsonische storingen) te
onderdrukken en moeten hiervoor minimaal inge-
steld worden.
6.3.2 Basbereik (63 Hz, 100 Hz, 160 Hz, 250 Hz)
Veel muziekinstrumenten hebben hun grondtoon in
dit bereik. Wanneer dit bereik teveel versterkt wordt,
dan geeft dit aanleiding tot een vettige, dreunende
klank. Teveel verzwakken geeft een dunne, futloze
klank.
Bij een ongunstige opstelling van de luidsprekers
(bv. in de hoeken van een kamer, te dicht bij de
wand, of boekenplankluidsprekers op de grond)
wordt de bas teveel versterkt. Dit kan met de ver-
schillende regelaars gecorrigeerd worden.
6.3.3 Middentonenbereik (400 Hz, 630 Hz, 1 kHz,
1,6 kHz, 2,5 kHz)
In dit bereik is het menselijke gehoor het gevoeligst
en veranderingen in de instellingen van de equalizer
kunnen hier het duidelijkst gehoord worden. Vooral
bij pop en gedeeltelijk ook bij radio-uitzendingen
wordt dit bereik versterkt om een meer agressief
effect te verkrijgen resp. om de verstaanbaarheid
van de stem te verhogen. Bij verzwakking verkrijgt
men een meer natuurlijke weergave.
Anderzijds kan een versterking indien nodig een
solo-instrument of een vocaalklank resp. de stem
meer naar voor brengen.
(4), para pasar el control de niveles a ±12 dB. Se
encenderá el LED rojo "±12".
4) Los ajustes de los niveles de frecuencia en cada
banda, deben realizarse individualmente para
cada canal, de la siguiente forma:
6.3.1 Rango subwoofer (25 Hz, 40 Hz)
Es muy poco frecuente encontrar instrumentos que
produzcan este tipo de bajas frecuencias. Los con-
troles en este rango se utilizan generalmente para
suprimir posibles interferencias de ruidos (por ejem-
plo, ruidos de platos, o de conmutación) y deben aju-
starse en la zona negativa.
6.3.2 Rango grave (63 Hz, 100 Hz, 160 Hz, 250 Hz)
Muchos instrumentos musicales tienen en esta zona
sus frecuencias fundamentales. Si esta zona se
amplifica mucho se obtiene un sonido sólido y con
cuerpo. Si se atenúa mucho, será frágil, sin firmeza.
Si los altavoces se colocan desfavorablemente
(por ejemplo, en las esquinas de la habitación,
demasiado encarado hacia la pared, etc.), el grave
tiende a amplificarse, pudiéndose ecualizar con uno
o varios reglajes.
6.3.3 Rango Medio (400 Hz, 630 Hz, 1 kHz,
1,6 kHz, 2,5 kHz)
En esta zona, el oído humano tiene mucha sensibili-
dad y los cambios realizados en el ecualizador pue-
den notarse muy claramente. Especialmente en la
música pop y para ciertas emisiones de radio, este
rango se amplifica para obtener unos efectos más
agresivos y dar más importancia a la voz. Con su
atenuación se obtendrá una reproducción más natu-
ral.
Por otra parte, si se aumenta, podrá poner en un
primer plano un instrumento solo, una canción o un
discurso.
6.3.4 Rango Agudo (4 kHz, 6,3 kHz, 10 kHz)
Como en este rango existen muchos armónicos de
instrumentos, estas frecuencias definen si la repro-
ducción es transparente y clara o difusa y diluida.
Los materiales densos (como cortinas, muebles,
etc.) atenúan mucho estas frecuencias, pudiendo
compensar estas pérdidas, amplificándolas.
NL
B
E
11