Waarschuwing: belast 24 VAC-modellen niet
met een spanning hoger dan 30 VAC.
Voeding met een spanning boven 30 VAC
beschadigt de laagspanningswerking
(specificaties klasse 2). Normaal bedrijf is op
24 VAC.24 VAC-modellen met CUL-
goedkeuring.
Waarschuwing: sluit deze modellen
uitsluitend aan op voeding van klasse 2.
Totale stroom via elektrische aansluiting is
ten hoogste 4 A. Zwenk/kipstroom is ten
hoogste 1 A. Max. toelaatbare stroom
camera/behuizing is 3 A. Gebruik alleen
24 VAC-camera's en behuizingen op
doorvoermodellen.
3.2
Aanbevolen montageapparatuur
Middelzware wandsteun met een
LTC 9216/00
ontwerpbelastbaarheid van ten
hoogste 45,3 kg.
Zware wandsteun met een
LTC 9222/00
ontwerpbelastbaarheid van ten
hoogste 90,6 kg.
Zware 336 mm kolomsteun voor
LTC 9214/00
plafond- of vloermontage.
Zware 610 mm kolomsteun voor
LTC 9224/00
plafond- of vloermontage.
3.3
Wandmontage
Volg de bij de beugels geleverde instructies. De steun en het
oppervlak waarop de montage plaatsvindt, moeten het
gewicht van zwenk/kip-unit, camera/objectief en behuizing
(indien gebruikt) kunnen dragen. Het samenstel van
camera/objectief/behuizing dient goed op de voor de zwenk-
en kipbeweging bestemde arm te worden gemonteerd en
gebalanceerd.
Waarschuwing: de zwenk/kip-unit kan alleen
verticaal of omgekeerd worden gemonteerd,
nooit horizontaal.
3.4
Montage camera/objectief/behuizing
Monteer de camera/het objectief/de behuizing als volgt op de
zwenk/kipsteun:
1.
Breng de camera/het objectief/de behuizing in balans en
plaats de unit precies op de montageopeningen. Zet het
geheel vast met ten minste twee (2) bouten van 1/4-20 x
1/2 inch en moeren voorzien van borgringen.
2.
Bereid alle elektrische aansluitingen voor. Laat ten
behoeve van de zwenk- en kipbeweging voldoende kabel
over tussen camera/behuizing en zwenk/kip-unit.
3.5
Elektrische aansluitingen
1.
Kabels dienen te worden bedraad volgens Connector-
unit (Sectie 3.7) en Aanbevolen Maximale
kabellengten (Tabel 1).
2.
Gebruik aparte, afgeschermde kabels voor de voeding
van de camera, de behuizing en de zwenk/kipbesturing.
Indien nodig is een gecombineerde bedrading van de
objectiefbesturing en de video-coax in een
gemeenschappelijke kabel aanvaardbaar. Het gebruik van
een gemeenschappelijke, meeraderige kabel voor de
combinatie van alle functies is niet aan te raden.
3.
Maak gebruik van aders met kleurcodering om de
bedrading te vereenvoudigen en in een later stadium de
verschillende kabels uit elkaar te kunnen houden.
4.
Bewaar het bedradingsschema voor toekomstig gebruik.
Model
Draadgrootte
2
Spanning
Mm
0,5
2
24 VAC
1
1,5
2,5
4
110 VAC
0,5
1
1,5
2,5
220 VAC
0,5
1
1,5
2,5
Tabel 1
Maximale kabellengten
Opmerkingen voor tabel 1
9.
Waarden berekend bij 20 °C met gebruikmaking van geslagen,
vertind koperdraad, gemeenschappelijke aarde (nulleider), en bij
een gelijktijdige werking van de zwenk- en de kipmotor.
10. Bij 24 VAC-modellen die werkzaam zijn bij ongeveer -30° C
worden de waarden gebaseerd op het handhaven van de
geleverde spanning binnen het spanningsbereik zoals
gespecificeerd in sectie 3.1.
Voor het aankrimpen van de contactvoetjes wordt een
handkrimptang van AMP, nr. 58495-1 geadviseerd. Raadpleeg
afbeelding 2 voor de genummerde connectorposities. Op
de aansluiting kan een draad van ten hoogste nr. 16 AWG
worden aangesloten. Als er zwaardere draad moet worden
gebruikt, wordt aangeraden gebruik te maken van vrije
draadverbindingen in overeenstemming met de lokale
elektriciteitsvoorschriften.
Waarschuwing: voor het verwijderen van
contacten uit de aansluiting dient
uittrektang AMP nr. 305183 te worden
gebruikt.
3.6
Aardverbinding
Op de basis bevindt zich rechts van de aansluiting een
aardingsschroef. Zie afbeelding 8. Sluit een aardingsdraad
met een koperdoorsnede van 1 mm
dichtstbijzijnde aardpunt aan.
3.7
Connector-unit
Bij de unit worden een bijpassende aansluiting, contactvoetjes
en een trekontlasting geleverd. Zie afbeelding 1.
Kies de juiste maat trekontlastingsklem ten behoeve van de
installatie. Kies een van de twee bij de huls en het verlengstuk
gevoegde trekontlastingsklemmen. Het klemgedeelte kan
worden aangepast door de trekontlastingsklemmen om te
draaien of een andere klem te gebruiken. Leg de vier
trekontlastingen die op de draagstrip samen met de
doorvoerwartel zijn verpakt terzijde.
Breng de klem zo ver mogelijk in de trekontlasting. De klem
dient de draadboom te raken, niet de kraag van de
doorvoerwartel. Als de diameter van de draadboom te klein
is, omwikkel de draad dan tijdelijk met elektrotechnische
tape totdat een goede klemwerking is bereikt. Zet de klem
met de twee (2) meegeleverde schroeven vast.
Waarschuwing: controleer of de draadboom
goed is gezekerd. Klem de draden NIET af.
52
1
Afstand
AWG
voet
meter
20
140
43
18
230
70
16
360
110
14
590
180
12
940
287
20
2200
671
18
3500
1067
16
5500
1677
14
9000
2744
20
13400
4085
18
21200
6463
16
33300
10152
14
54400
16585
2
(nr. 18 AWG) op het