NL
Gatenrijsysteem
De vermelde afbeeldingen staan aan het be-
gin van de handleiding.
1 Reglementair gebruik
Het gatenrijsysteem is bestemd voor het
maken van gatenrijen met de rastermaat 32
mm in combinatie met Festool-bovenfrezen.
2 Veiligheidsinstructies
• Neem altijd de veiligheidsinstructies voor
het gebruik van de handbovenfrees in
acht.
• In het gatenrijsysteem mogen alleen de
volgende handbovenfrezen, in alle uitvoe-
ringen, worden gebruikt: OF 900, OF 1000,
OF 1010, OF 1400.
3 Montage
3.1 Geleideplaat
Stel voordat u de bovenfrees bevestigt de
geleidespeling van de geleideplaat op de ge-
leiderail in:
– Plaats de geleideplaat (1.9) op een gelei-
derail.
– Stel de geleidebekken (1.8) met een
schroevendraaier zó in dat de geleideplaat
spelingsvrij over geleiderail glijdt.
3.2 Zijaanslagen bevestigen
– Plaats de zijaanslagen met de groef van
het geleideblok (1.6) op de geleiderail.
– Klem het geleideblok met de draaiknop
(1.7) vast.
3.3 Zijaanslag afstellen
De aanslagen hoeven alleen bij het eerste
gebruik te worden ingesteld.
– Open de draaiknop (1.1) van de aanslagrui-
ter (1.2).
– Verschuif de aanslagruiter tot de nulmar-
keringen van de aanslagruiter en de aan-
slagstang (1.10) met elkaar overeenstem-
men.
– Sluit de draaiknop (1.1) van de aanslagrui-
ter.
– Open de schroef (1.5).
– Schuif de geleideplaat naar de zijaanslag
tot de stift (1.3) van de aanslagruiter in de
groef (1.4) van de geleideplaat valt.
– Haal de schroef (1.5) weer aan.
3.4 Bovenfrees bevestigen
a) OF 900, OF 1000, OF 1010
– Bevestig de centreerdoorn (2.1) in de
spantang van de bovenfrees.
– Open de draaiknoppen (2.2, 2.5).
– Centreer de bovenfrees met de centreer-
doorn op de geleideplaat.
– Sluit de draaiknoppen (2.2, 2.5), zodat
16
de bovenfrees met behulp van de opspan-
voorziening (2.3, 2.4) op de geleideplaat
wordt gespannen.
– Vervang de centreerdoorn door een deu-
velboor.
b) OF 1400
– Bevestig de centreerdoorn (3.1) in de
spantang van de bovenfrees.
– Verwijder de draaiknoppen (2.2, 2.5) en
de opspanvoorzieningen (2.3, 2.4).
– Centreer de bovenfrees met de centreer-
doorn op de geleideplaat.
– Bevestig de bovenfrees met de schroeven
(3.4) aan de geleideplaat.
– Vervang de centreerdoorn door een deu-
velboor.
3.5 Lengte-aanslagen bevestigen (af-
beelding 4)
De beide lengte-aanslagen dienen aan de
uiteinden van de geleiderail te worden be-
vestigd. Met behulp van de lengte-aanslagen
wordt bij latere werkzaamheden de afstand
tussen de rand van het werkstuk en het mid-
den van het eerste boorgat vastgelegd. Dit
kan 9,5 mm, 16 mm of 32 mm zijn.
Bevestiging: zie afbeelding 4.
4 Werken met de FS-LR 32
Eerste gatenrij (Afbeelding 6A):
– Stel de aanslagruiter (6.2) van de zijaan-
slag op de gewenste afstand van de ga-
tenrij van de rand van het werkstuk in. De
schalen op de aanslagstangen (6.1) geven
de ingestelde afstand aan. Door de Noni-
us-schaal op de aanslagruiter kunt u de
afstand op 1/10 mm exact instellen.
– Stel de geleiderail met de zijaanslagen en
de lengte-aanslag (6.3) af op het werk-
stuk.
– Bevestig de geleiderail met de schroef-
klemmen FSZ (6.4) op het werkstuk.
– Aanbeveling: Markeer via het kijkglas
(3.3) van de geleideplaat de positie van
het eerste (R1) en laatste (Rz) deuvelgat
op de geleiderail. Hierdoor kunt u andere
werkstukken gemakkelijker bewerken.
– Druk op de zijkant van de kanteltoets
(3.2). Hierdoor wordt de bout in het mid-
den van de kanteltoets uit het boorgat van
de geleiderail getild en kan de geleideplaat
op de geleiderail worden verschoven.
– Schuif de geleideplaat met de bovenfrees
in de gewenste positie. Laat de kanteltoets
los, zodat de bout van de kanteltoets in
een boorgat van de geleiderail inklikt.
– Wanneer u aan het einde van de geleide-
rail deuvelgaten nodig heeft, kunt u de
lengte-aanslag verwijderen nadat de ge-
leiderail op het werkstuk is vastgeklemd.
– Boor achtereenvolgens de deuvelgaten.