Nederlands
Wanneer de sigarettenaansteker wordt gebruikt
Zet de oplader goed op zijn plaats vast.
Gebruik de meegeleverde riem om de oplader op zijn
plaats vast te zetten zodat hij niet per ongeluk kan
gaan schuiven. (Zie Afb. 2)
VOORZICHTIG
Zet de oplader of accu niet onder de
bestuurdersstoel om te voorkomen dat deze per
ongeluk kan verschuiven waardoor er een ongeluk
veroorzaakt zou kunnen worden. (Zie Afb. 2)
Steek de aansluitstekker van de sigarettenaansteker in
de sigarettenaansteker.
Indien het stekkertje loszit en uit de sigarettenaansteker
valt moet de aanstekeraansluiting gerepareerd worden.
Wij adviseren dat u contact opneemt met uw plaatselijke
autohandelaar die kan controleren of de aansteking een
defect vertoond. Wanneer een defecte aansteking
gebruikt blijft worden kan deze oververhitten en dit kan
in een ongeluk resulteren.
3. Steek de accu in de oplader
Plaats de accu zo dat het naamplaatje tegenover het
naamplaatje van de oplader komt te liggen.
Druk de batterij in tot u voelt dat deze kontakt maakt
met de bodemplaat (Zie Afb. 1).
Door een batterij te plaatsen zet u de oplader aan (het
controlelampje gaat branden).
VOORZICHTIG
Als het kontrolelampje niet oplicht, trek dan het
netsnoer uit het stopkontact en kontroleer de
montagerichting van de accu.
Wanneer de accu volledig opgeladen is, gaat het
kontrolelampje uit.
VOORZICHTIG
Indien de batterij door bijvoorbeeld direct zonlicht
warm is geworden, gaat het controlelampje bij het
opladen mogelijk niet branden. Laat de batterij in
dit geval eerst afkoelen, voordat u op gaat laden.
Tijd die benodigd is voor het opladen
Tabel 1 geeft de oplaadtijd voor de verschillende typen
batterijen.
Tabel 1 Oplaadtijd (bij benadering in minuten) bij 20°
Capaciteit van accu (Ah)
Accuvoltage
(V)
3,6 V
GBNF185B
OPMERKING: De oplaadtijd kan ietwat variëren, al naar
gelang de omgevingstemperatuur.
4. Verbreek de verbinding tussen de oplader en de
aansluiting of sigarettenaansteker
5. Houd het oplaadapparaat stevig vast en trek de
batterij er uit
OPMERKING
Verwijder beslist de accu van de lader na gebruik.
Bewaar op een veilige plaats.
Betreffende het ontladen raken van nieuwe batterij
e.d.
Aangezien bij nieuwe en langdurig niet gebruikte
batterij de chemische aktiviteit is teruggelopen, zal
de stroomopbrengst bij het eerste en tweede gebruik
slechts gering zijn. Dit is een tijdelijk verschijnsel; de
normale oplaadtijd kan hersteld worden door de accu
2 à 3 maal bij kamer-temperatuur op te laden.
13
1,5 Ah
60 min.
Om langdurig gebruik van de batterij te bevorderen.
(1) Laad batterij op vóórdat ze volledig uitgeput zijn.
Merkt u dat de gevoede apparatuur minder krachtig
gaat werken, onderbreek dan het gebruik en laad de
batterij op. Als u apparatuur op batterijvoeding te lang
blijft gebruiken, kan dit leiden tot teruglopen van de
batterijwerking en eventueel zelfs beschadiging ervan.
(2) Verricht het opladen niet bij hoge temperatuur.
Een oplaadbare batterij zal onmiddellijk na gebruik
gewoonlijk erg warm zijn. Als u een dergelijke batterij
onmiddellijk gaat opladen, zal de chemische balans
in het inwendige verstord worden en zal de
levensduur van de batterij afnemen. Laat de batterij
daarom even afkoelen, voor u met opladen begint.
VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK
WAARSCHUWINGEN
Geen ontvlambare gassen, vloeistoffen of anderszins
ontvlambare objecten in de werkomgeving.
Gebruik buiten of in goed geventileerde ruimtes.
Inhaleer niet.
Houdt het gereedschap, het gaspatroon en de oplader
uit de zon en temperaturen boven 50°C.
Blijf uit de buurt van vonkende bronnen – niet roken.
Maak de ruimte vrij van kinderen en onbevoegd
personeel.
Bewaar het gereedschap, het gaspatroon en de
oplader niet in een koude omgeving. Houd het
gereedschap, het gaspatroon en de oplader tot aan
gebruik op een warme plek.
Indien het gereedschap, het gaspatroon en de oplader
koud zijn, dient u het geheel eerst warm te laten
worden voordat u het gaat gebruiken. Houd de
temperatuurslimiet van 50°C in de gaten.
Stel niet bloot aan open vuur en vonken!
Dit gereedschap draait mogelijk niet op volle toeren
wanneer:
– de temperatuur te laag waardoor de kracht van het
drijfgas afneemt.
– de temperatuur te hoog is en de concentratie van
het drijfgas te hoog wordt.
Gebruik het gereedschap niet in de regen of op
plekken waar het zeer vochtig is.
Het wordt niet aanbevolen dit gereedschap te
gebruiken boven een hoogte van 1500 meter, of bij
temperaturen onder 0°C .
1. Gaspatroon
Het bevestigen van de meetklep op een gaspatroon:
(1) Maak de meetklep en het deksel los van het
gaspatroon (Zie Afb. 3 (1)).
(2) Duw naar voren (steelzijde) en naar beneden aan de
voorkant van de meterklep (Zie Afb. 3 (2)).
(3) Druk naar beneden aan de achterkant van de
meetklep, totdat het sluit (Zie Afb. 3 (3)).
Het controleren van de meetklep:
Druk de steel van de meetklep op het gaspatroon twee
of drie keer tegen een vaststaand voorwerp.
Indien er geen gas vrijkomt, is het gaspatroon leeg
en dient u het te vervangen.
Houdt de veiligheidsvoorschriften in acht
WAARSCHUWING
Wanneer er gas lekt uit de meetklep of uit het
gaspatroon nadat u de meetklep heeft vervangen,
dient u een nieuwe meetklep te plaatsen.