14. Gebruik het gereedschap nooit met te hoog
opgestapelde lading. Als het materiaal tot boven
de randen van de laadbak of het draagrek wordt
geladen, kan het gereedschap in onbalans raken
en onbeheersbaar worden.
15. Gebruik containers en trekbanden om de
lading vast te zetten. Losse en/of niet-vastge-
zette ladingen verschuiven gemakkelijker waar-
door onbalans en verlies van controle kunnen
ontstaan.
16. Houd de handgrepen altijd goed vast. Verlies
van controle kan de kans op persoonlijk letsel
verhogen.
17. Haal de veiligheidssleutel eruit wanneer het
gereedschap niet in gebruik is. De veilig-
heidssleutel voorkomt ongewenst aangedreven
gebruik van het gereedschap, zoals door kinderen
of andere onervaren of onbevoegde personen.
Zonder de sleutel kan de elektrische aandrijving
niet worden ingeschakeld.
18. Gebruik een stevige rijplaat met een antisli-
plaag en losbreekbeveiliging wanneer u dit
gereedschap voor transport inlaadt of lost,
of met dit gereedschap van het ene naar het
andere hoogteniveau rijdt. Verzeker u ervan
dat de hellingsgraad van de rijplaat niet groter
is dan 12°, en bedien het gereedschap lang-
zaam en voorzichtig. Een instabiele of snelle
bediening kan ertoe leiden dat het gereed-
schap omslaat en/of valt.
19. U mag het gereedschap niet uit elkaar halen,
repareren of wijzigen.
Gebruik
1.
Sta tijdens gebruik van het gereedschap ach-
ter het gereedschap en houd de handgrepen
stevig vast.
2.
Gebruik het gereedschap niet terwijl u op het
gereedschap meerijdt.
Sta niet toe dat anderen meerijden op het
3.
gereedschap.
4.
Wanneer het gereedschap in zijn achteruit
wordt gebruikt en u achteruit loopt, moet u
achterom kijken en voorzichtig zijn niet uit te
glijden of te struikelen.
Gebruik het gereedschap niet bij slecht zicht
5.
omdat de kans bestaat dat u tegen obstakels
botst.
Als het gereedschap op een ongelijke onder-
6.
grond wordt gebruikt, verlaagt u de rijsnelheid
en bent u voorzichtig.
7.
Vermijd tijdens gebruik van het gereedschap
een zachte ondergrond om te voorkomen dat
het gereedschap omkiept wanneer de weg-
berm inzakt.
Gebruik het gereedschap niet op omhooglo-
8.
pende hellingen van meer dan 12°.
9.
Als u iets abnormaals opmerkt, stopt u het
gereedschap op een horizontale ondergrond.
Knijp voordat u het gereedschap inspecteert
de remhendel in en vergrendel de remmen, en
schakel vervolgens de stroom uit.
10. Verzeker u ervan voordat u het gereedschap
gebruikt dat de vergrendelhendel helemaal
omlaag is getrokken en volledig is vergren-
deld. Als de vergrendeling onvolledig is, bestaat
de kans op een ongeval omdat het draagrek of de
laadbak kan kantelen, en de lading valt terwijl u
hellingafwaarts rijdt.
11.
Wees voorzichtig dat de kabels niet in de war
raken met de lading of obstakels.
Gebruik op hellingen
1.
Kruis geen hellingen.
2.
Denk eraan de rijsnelheid te verlagen en voor-
zichtig te zijn.
Wees voorzichtig bij het starten en stoppen
3.
van het gereedschap op een helling.
4.
Aangezien de lading minder stabiel is op een
helling, dient u de lading stevig vast te zetten
met touwen.
5.
Aangezien het gereedschap instabiel wordt
afhankelijk van de staat van de weg, houdt u
de lading zo klein mogelijk.
6.
Aangezien op een helling het zicht belemmerd
wordt, houdt u de hoogte van de lading zo laag
mogelijk.
7.
Parkeer het gereedschap nooit op een steile
helling. Parkeer het gereedschap op een hori-
zontale ondergrond, knijp de remhendel in en
vergrendel de rem, en schakel daarna de voe-
ding uit.
Verander op een steile helling niet van richting
8.
of snelheidsfunctie.
9.
Laat de trekkerschakelaar niet los op omhoog-
lopende hellingen. Het gereedschap kan achter-
uit rollen en een ongeval veroorzaken.
10. Verzeker u ervan dat de resterende acculading
voldoende is voordat u het gereedschap op
een helling gebruikt. Als de resterende accu-
lading onvoldoende is, laad u de accu op of
vervangt u deze door een opgeladen accu.
Voorwerpen laden
1.
Laad niet te veel voorwerpen. Zorg ervoor dat
u bij het laden van voorwerpen de instructies
en laadbeperkingen in de gebruiksaanwijzing
in acht neemt.
2.
Zet de voorwerpen stevig vast met touwen.
Laad de voorwerpen binnen het draagrek of de
3.
laadbak. Als de voorwerpen buiten het draagrek
of de laadbak steken, bestaat de kans op ongeval-
len als gevolg van vallende voorwerpen of botsin-
gen met obstakels, zoals muren.
4.
Zorg ervoor dat geladen voorwerpen onder
ooghoogte blijven. Als de lading te hoog is, is
het gevaarlijk omdat het zicht wordt belemmerd.
Bovendien bestaat de kans op omkiepen en letsel
omdat de lading waarschijnlijk niet in balans is.
5.
Laad de voorwerpen gelijkmatig op het
draagrek of in de laadbak. Als de voorwerpen
ongelijkmatig worden geladen, bestaat de kans op
omkiepen en letsel omdat de lading waarschijnlijk
niet in balans is.
6.
Verzeker u ervan voordat u de voorwerpen
laadt of het gereedschap gebruikt dat de ver-
grendelhendel omlaag is getrokken en volledig
is vergrendeld.
56 NEDERLANDS